Welkom op deze website!

Deze website is de thuisbasis van de organisatie Fundamentum. Fundamentum zet zich in op het gebied van geloof en wetenschap, medische ethiek en apologetiek. Eigenaar van de website is Jan van Meerten. De website is ook de landingswebsite van het jaarlijkse congres ‘Bijbel & Wetenschap‘. Deze website bevat informatie over allerhande onderwerpen zoals seksuele gerichtheid, pro-life, wereldgodsdiensten (zoals Islam, Hindoeïsme etc.) en vooral over scheppingsleer, -geloof en -paradigma. In het laatste geval zijn wij voorstander van het klassieke scheppingsgeloof met een zesdaagse schepping, een historische zondeval en om niet meer te noemen een wereldwijde zondvloed. Verder gebruikt Jan van Meerten deze website om eerder door hem geschreven artikelen te bundelen en het onderwerp waarin hij zichzelf aan het specialiseren is uit te werken. Het gaat dan om paleoecologie, paleoklimatologie en paleontologie, meer specifiek de ecosystemen van de dinosauriërs (het zogenoemde Mesozoïcum), nog meer specifiek de zoogdierachtigen en vogelachtigen in deze ecosystemen. Zijn overige artikelen kunnen gelezen worden als (wetenschap)journalistieke stukken. De website bevat ook gastbijdragen van medechristenen. Als laatste is het ook de landingswebsite van de genealogie van het geslacht Van Meerten en Betuwse streekgeschiedenis. U kunt uzelf hier abonneren op de nieuwsbrief. Deze nieuwsbrief verschijnt maandelijks en zal alle onderwerpen behandelen behalve informatie over het geslacht Van Meerten. De nieuwsbrief bevat altijd de mogelijkheid om uzelf af te melden. Van harte welkom op deze website en veel leesplezier! Feedback kan gegeven worden via de pagina ‘hier mag u uw hart luchten‘. Op deze pagina zullen wij zelf niet veel reageren. Op reacties, vragen of stellingen wordt gereageerd in de rubriek ‘Feedback & vragen‘. De feedback kan ook gegeven worden via info@oorsprong.info.

Megazostrodon, een uitgestorven zoogdierachtige (Mammaliaformes) uit het Trias/Jura.
Megazostrodon, een uitgestorven zoogdierachtige (Mammaliaformes) uit het Trias/Jura. Deze foto is genomen in het Natural History Museum in Londen en afkomstig van de internetencyclopedie Wikipedia.

Rentmeesterschap over schepping bloeit op tussen bevel en belofte

Dit artikel is samen geschreven met Henrik van de Ruitenbeek.

„Ik geloof in God de Vader, Schepper van hemel en aarde”, zo wordt in onze kerken elke zondag het geloof beleden. De schepping heeft een belangrijke plek in christelijk geloof en de mens draagt verantwoordelijkheid voor politieke en persoonlijke zorg voor Gods schepping. Dit gaat van het begin tot het eind, van de hof van Eden tot het nieuwe Jeruzalem.

De mens wordt door God in de schepping geplaatst om die te „onderwerpen en over haar te heersen” (Genesis 1:28). De schepping was goed, zeer goed. Er was nog wel een taak voor de mens. De schepping moest bebouwd en bewaard worden (Genesis 2:15). Toch is er wel wat veranderd na Genesis 3. De aarde is vervloekt geworden (Genesis 3:17) en „bouwen en bewaren” werd lastiger. Dit heeft in de geschiedenis ook op het vlak van rentmeesterschap tot ontwrichting geleid. Zeker de laatste decennia heeft de aarde veel te verduren van de mens die leeft met het motto: ”alles uit de wereld halen wat erin zit”. Maar in Genesis wordt het heersen nauw verbonden met het naar Gods beeld geschapen zijn. Gods karakter moet dus onze omgang met de aarde bepalen.

Genieten

Het goede van de schepping is door de zondeval gelukkig niet volledig verloren gegaan. Daarom is het een Bijbelse notie om te genieten van de schepping. Dit kan op allerlei manieren, zoals het bewonderen van een prachtig landschap, het beklimmen van een ruige berg, het bestuderen van ecosystemen of het maken van een mooi gedicht over de schoonheid van de schepping. Juist als christenen behoren we ons te verheugen over Gods heerlijkheid in de schepping. „Verhef U, o God, (…) Uw eer over de ganse aarde” (Psalm 108:6).

Genieten is echter een kunst waarbij het niet gaat om hoeveelheid maar om onze houding. Inhaligheid maakt innerlijk arm. Zo bidt Agur in Spreuken 30:8: „Armoede of rijkdom geef mij niet, voed mij met het brood mijns bescheiden deels.” Ook de Heere Jezus waarschuwt regelmatig tegen hebzucht (Lukas 16:19-31), gierigheid en bezorgdheid (Mattheüs 6:25-34). Overvloed of rijkdom kan juist een struikelblok zijn om Gods koninkrijk in te gaan (Mattheüs 19:24). Het is niet voor niets dat matigheid een vrucht van de Geest genoemd wordt (Galaten 5:22). We hoeven iets niet in grote mate te bezitten om er toch in grote mate van te genieten. Genieten van genoeg.

Een groot politiek thema dat gelinkt is aan de schepping is klimaatverandering. Hoewel dit thema vanuit allerlei verschillende motieven en ideologieën aangegrepen wordt, heeft het in de kern alles te maken met rentmeesterschap. Zo valt het klimaatbeleid praktisch uiteen in enkele concrete onderwerpen, zoals de energietransitie, het landbouwbeleid en duurzaamheid. Daarbij kan het een verleiding zijn té snel te willen gaan. Wie een brede stroom met een sprong wil oversteken, valt in het water. Het is verstandiger om van steen naar steen te springen. Ondertussen moet dit geen excuus zijn om niets te doen en alles bij het oude te laten. Wél moeten de stappen zo gezet worden dat de burger redelijke alternatieven heeft vóór de vervuilende optie zwaarder belast wordt.

Zelf aan zet

Naast de politiek zijn we echter ook zelf aan zet. Juist voor een christen moet het gewicht van rentmeesterschap over Gods schepping wegen. Dat kunnen we heel concreet maken. Niet met het oogmerk om de wereld te verbeteren maar om te leven vanuit liefde tot God en de naaste. Doe warmere kleding aan en zet de kachel standaard enkele graden lager. Douch minder vaak en minder lang. Gebruik de fiets in plaats van de auto. Gebruik de trein in plaats van het vliegtuig. Verder is zuinig zijn een belangrijk aspect. Niet vrekkig of gierig, maar zuinig omdat God het jou geeft. Recycle kleding en koop ook tweedehandskleding. Doe zo lang mogelijk met elektronische apparatuur, zolang die functioneert, en neem traagheid of geringere functionaliteit voor lief. Is iets kapot? Laat het repareren of breng het naar de daarvoor bestemde ophaalpunten, zodat het gerecycled kan worden. Gebruik een brooddoos in plaats van plastic zakjes voor je lunch. Laat (plastic) afval niet slingeren, maar scheid het en breng het op de juiste plek. Het is belangrijk op te merken dat deze lijst niet volledig is. Het laat echter zien dat verantwoordelijk nemen kan én moet.

Niet ons project

Met alleen technische oplossingen zijn we er dus niet. Meer nog telt onze levenshouding. Die wordt niet alleen bepaald door de schepping (het bevel) maar ook door het einde (de belofte). God geeft Zijn schepping niet op, maar zet haar straks vernieuwd voort. De schepping zucht en is in barensnood. Zij verwacht samen met de kinderen van God (u ook?) de vernieuwing en ziet uit naar de toekomst van Christus, waarin de wereld gereinigd zal worden van al het kwaad (Kolossenzen 1:20; 2 Petrus 3:12). Wie dit vergeet, loopt het gevaar het aardse of materiële als minderwaardig te beschouwen.

We zijn naar het beeld van God geschapen en dat moet ons heersen over deze aarde stempelen. Door en na de zondeval is de mens in onmatigheid vervallen. Maar God komt de aarde, déze aarde, vernieuwen. Tussen dit bevel en deze belofte mogen wij genieten van genoeg. Zoals een lied zingt: „Laat dan mijn hart U toebehoren (…) Dan is het aardse leven goed, omdat de hemel mij begroet” (Aan u behoort, O Heer der Heeren). Dan is het niet mijn eigen project. De zaligmakende genade leert ons immers de wereldse begeerten te verloochen en bezonnen te leven (Titus 2:11-12). Dat is niet links of rechts maar rechtvaardig.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Damme, N. van, Ruitenbeek, H. van de, 2024, Rentmeesterschap over schepping bloeit op tussen bevel en belofte, Reformatorisch Dagblad 53 (297): 25 (artikel).

Kerk en slavernij? (15) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

Het boek Staat & slavernij staat onder redactie van R.M. Allen cs.1 R.M. Allen is hoogleraar aan de Universiteit van Curaçao. Het boek telt 480 pagina’s en kent 49 stukjes. Tussen een inleiding en een nabeschouwing bevinden zich 4 delen: deel 1 actuele vraagstukken; deel 2 slavernij, afschaffing en doorwerking; deel 3 Nederlandse koloniale slavernij wereldwijd; deel 4 vroege vorming van slavernij en kolonialisme. In dit artikel zullen enkele algemene opmerkingen worden gemaakt. In een volgend artikel komt de gereformeerde kerk aan de orde.

Enkele opmerkingen

De auteurs van het boek noemen veel behartenswaardige zaken: waar onder het gebrek aan aandacht dat er in Nederland is geweest bij wetenschap en overheid. In de inhoud van het onderwijs wordt weinig aandacht aan slavernij geschonken. Slavernij is een misdaad tegen de menselijkheid. Daarom wordt er, ook door lokale overheden, onderzoek gedaan naar de rol van de overheid. Steeds meer steden onderzoeken hun betrokkenheid bij slavernij: onder andere Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht.
Het perspectief van de gebieden waar slavernij was en dat van de slaafgemaakten en hun nakomelingen moet in acht worden genomen. Zo is het onderwijs inzake slavernij op de Nederlandse Caribische eilanden multiperspectief. De afschaffing van de slavernij wordt besproken. Na de afschaffing is er voor de voormalige slaafgemaakten vrijheid in afhankelijkheid en armoede.2 Hierbij moet worden opgemerkt dat de vrijgemaakte slaafgemaakten daarmee in dezelfde positie kwamen als vele Nederlanders. In de behoefte aan arbeidskrachten wordt voorzien door het aantrekken van contractarbeiders. Hier wordt gesproken van onvrije arbeid. Daarvan kan men ook in Nederland spreken.

Na de afschaffing van de slavernij was er een overgang naar een vrije economie. Deze vrije economie was niet goed voor de bevolking, omdat die vrij was zonder bron van inkomsten. Een belangrijk punt uit het boek is ook dat de overheid een belangrijke belastingopbrengst heeft uit de koloniale handel.

In Nederlands Noord Amerika, onder andere in New York, speelde de Nederlandse Hervormde Kerk een belangrijke rol.3 Dit is onjuist. In 1771 werd het Gereformeerde kerkverband in Amerika zelfstandig. Aan de Dordtse kerkorde werd een anti-discriminatiebepaling toegevoegd.4 De Nederlandse Hervormde Kerk is pas in 1816 opgericht. Contacten van Amerikaanse Gereformeerde gemeenten5 waren met de Classis Amsterdam, die daar deputaten voor had aangesteld. De Classis Amsterdam behoorde bij de Synode van Holland. Beschrijvingen van de slavernij door de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), West-Indische Compagnie (WIC) en Sociëteit van Suriname in de hele wereld worden gepresenteerd. Ik zag Formosa er niet bij staan. Hiervoor kan worden verwezen naar het lezenswaardige boek van P. Winsemius.6

Conclusies

Aan het eind van het boek worden enkele conclusies getrokken. Ik noem er drie:

  1. Grote, met name private delen van de Nederlandse samenleving waren direct en grootschalig bij slavernij betrokken.7 Dit waag ik te betwijfelen. Op de Nederlandse omstandigheden kom ik nog terug in de afsluitende artikelen.
  2. Vormen van arbeidsdwang vormden de basis voor moderne ongelijkheden.8 Als dat zo is dan is dat ook in Nederland het geval.
  3. De ongelijke verdeling van kennis, middelen en toegang tot wetenschap, debat en beleidsvorming binnen het Nederlandse Koninkrijk vraagt om verandering en een gelijke verdeling.9 De punten 2 en 3 zijn, zoals gezegd, voor Nederland niet anders. De Nederlandse context wordt er onvoldoende bij betrokken.

Afsluiting

In het boek gaat het over het Nederlandse koloniale slavernijverleden. Nederland was echter tot 1798 geen eenheidsstaat, maar een federatief verband van gewesten. Met name waren het de gewesten Holland en Zeeland die met de koloniale handel en met de slavernij te maken hadden. Aan de staat had apart aandacht moeten worden besteed evenals aan de private bedrijven VOC, WIC en Sociëteit van Suriname. Aan deze en andere hierboven genoemde punten zal in de afsluitende artikelen aandacht worden besteed.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten

Geschiedenisleraar Stefan vertelt over ‘De Slag om de Grebbeberg’ (1940)

De Slag om de Grebbeberg (1940), een van de bekendste gevechten tijdens de meidagen van 1940. Ook Marinus Teunis van Wijk (1912-1940) vocht mee in deze strijd en overleed 18 mei 1940 in het St. Elisabeth Gasthuis aan zijn verwondingen.1 Geschiedenisleraar Stefan heeft op zijn YouTube-kanaal ‘History Hustle Nederlands’ een video gemaakt. Deze reconstructie is nuttig om te zien hoe de Slag om de Grebbeberg verliep.

Voetnoten

‘Sociaal Darwinisten domineerden het debat’ – Wetenschap in Beeld schrijft over de verwerpelijke uitwassen van het Sociaal Darwinisme

Is armoede de natuurlijke orde der dingen? Gaat het in de economie om ‘survival of the fittest’? Heeft de evolutietheorie als ‘universeel zuur’ ook gevolgen voor de sociologie? Wat doen we met het fenomeen ‘Sociaal Darwinisme’? Dat het niet alleen creationisten zijn die hierover schrijven, bleek vorige maand wel uit een artikel in Wetenschap in Beeld Historia. Hieronder de krenten uit de WiB-pap.1

Een bekende beschrijver van het sociaal darwinisme en eugenetica is de aan het Discovery Institute verbonden historicus dr. Richard Weikart.2 Ook jongeaardecreationist dr. Jerry Bergman heeft er al een aantal boeken over volgeschreven. Het zijn echter niet allen christenen en creationisten die hierover schrijven. In het themakatern van Wetenschap in Beeld over het kapitalisme gaat het ook over het zogenoemde sociaal darwinisme. Het artikel start met de Amerikaanse predikant William Graham Sumner. Deze predikant was van mening dat we het in plaats van op te nemen voor de zwakken in de samenleving, we moeten kiezen voor de sterken. “De eersten (de sterksten, JvM) brengt de samenleving verder voor de sterkste deelnemers, dat laatste (de zwaksten, JvM) zorgt voor een stap terug, ten gunste van de zwaksten.” Sumner koppelt zijn gedachten aan de evolutieleer van Charles Darwin. Hij stond daarin niet alleen. De scribent van het artikel schrijft dat sociaaldarwinisten in de 19e eeuw ‘een scherpe ideologie’ ontwikkelden, ‘die rijken het recht gaf alle anderen te verdrukken’. ‘Na de Eerste Wereldoorlog werd het sociaaldarwinisme een inspiratiebron voor een Duitse demagoog’, zo schrijft de scribent.

De theorie van Darwin

Darwin had de bekende uitspraken ‘survival of the fittest’ en ‘struggle for existence’ geleend van de socioloog Herbert Spencer en de econoom Thomas Malthus. Volgens Malthus zou de armen helpen de prijs opdrijven en dat zou voor niemand goed zijn. “De capaciteit van de bevolking om te groeien is oneindig veel groter dan de capaciteit van de aarde om voedsel voor de mens te produceren.” Om de ongelijkheid in de fabrieken te rechtvaardigen richtten filosofen en economen zich tot Darwin en Smith (de vader van het kapitalisme). Sommigen zagen menselijke ellende als onderdeel van een selectieproces. Spencer schreef: “Hoe vreemd het ook is om het nu te zeggen, nu de waarheid van natuurlijke selectie door de meeste opgeleide mensen wordt erkend, doen mensen er op dit moment in de geschiedenis alles aan om het overleven van de zwaksten te bevorderen.” Ook de bekende Ernst Haeckel was deze mening toegedaan. Hij schreef: “De theorie van natuurlijke selectie leert ons dat het in het leven van mensen – net als bij dieren en planten – altijd zo zal zijn dat alleen een minderheid kan floreren, terwijl de meerderheid verhongert en vergaat.” Charles Darwin was ook een kind van zijn tijd. Hij paste zijn theorie ook op de mensheid toe en schreef: “Er is reden om aan te nemen dat vaccins duizenden mensen hebben gered, die anders aan de pokken zouden zijn gestorven. Niemand die ooit dieren heeft gefokt zal eraan twijfelen dat dit schadelijk is voor de mensheid.” Zijn theorie werd daardoor ook voer voor sociaal darwinistische ideologen. Het is niet mijn bedoeling om Charles Darwin postuum nog aan de schandpaal te hangen, wel om te kijken wat de historische gevolgen zijn geweest van zijn uitspraken.3

Francis Galton

Francis Galton, de neef van Darwin ging nog verder. Hij gaf aan mensen op dezelfde wijze te kunnen fokken als dieren. Galton: “Net zoals je gemakkelijk door zorgvuldige selectie een ras van honden of paarden voort kunt brengen die bepaalde kwaliteiten hebben, zo zal het mogelijk zijn om een zeer begaafd mensenras voort te brengen door generaties lang weloverwogen huwelijken te sluiten.” Hij bedacht een nieuwe naam voor zijn wetenschap: eugenetica. Galton pleitte in 1883 zelfs voor genocide. Hij schreef: “Er is verzet – meestal onredelijk – tegen de geleidelijke uitroeiing van een inferieur ras.” Volgens de scribent werd dit aanvankelijk lauw ontvangen in Europa, maar was het in de VS meteen populair. Amerikaanse genetici wilden hierdoor elke handicap uitroeien. Zo werden vrouwen met een handicap gedwongen gesteriliseerd in de staat Indiana (1907) en daarin gevolgd door dertig andere staten (1931). Rechter Oliver Wendell Holmes schreef: “Het is beter voor de wereld als we, in plaats van te wachten met het executeren van ontaarde nakomelingen wegens criminele daden – of ze te laten verhongeren omdat ze imbecielen zijn – voorkomen dat de ongeschikten hun soort op de wereld blijven brengen.” In 1927 kregen daardoor staten het wettelijke recht om gedwongen sterilisaties uit te voeren.

Hitler

Deze gedachten en uitspraken waren koren op de molen van Adolf Hitler. Hij bewonderde het boek van de zoöloog Madison Grant, The Passing of the Great Race. Eugeneticus Gosney schreef aan Grant: “Het zal u interesseren om te weten dat uw werk een grote rol heeft gespeeld in het vormen van de houding van de intellectuelen die achter Hitler staan.” De scribent geeft in het artikel aan dat, mede door de verschrikkingen van de Holocaust, eugenetica en het sociaaldarwinisme door de wetenschap werden verworpen. Dit ging echter geleidelijk en niet zonder slag of stoot (tot 1967 werden sommige vrouwen in Denemarken nog gedwongen gesteriliseerd). Het is beter dat de evolutietheorie blijft binnen de biologie en niet als ‘universeel zuur’4 wordt toegepast binnen de vakgebieden sociologie en economie. Als de theorie gebruikt (of: misbruikt?) wordt in de handen van ideologen heeft dit verregaande gevolgen voor de mensheid en de aarde. Dat leert ons de geschiedenis van het sociaal darwinisme.

N.a.v.: Lunau, C., 2024, Sociaaldarwinisme verklaarde de armen de oorlog, Wetenschap in Beeld 2024 (5): 40-43.

Voetnoten

Wetenschapsjournalist wil onverkort vasthouden aan het klassieke scheppingsgeloof en schrijft een boek – N.a.v. een interview in het Reformatorisch Dagblad

Eind februari van dit jaar verscheen er een nieuw boek met als titel ‘De werken van Zijn handen’. Het boek is geschreven door wetenschapsjournalist ir. Bart van den Dikkenberg. Hij schrijft veelal voor het Reformatorisch Dagblad. Het is dan ook niet vreemd dat er in dezelfde krant, op 21 februari 2024, een interview met hem verscheen. We willen dit interview hier kort samenvatten.1

Onverkort

Schepping en evolutie, in de zin van Universele Gemeenschappelijke Afstamming, kunnen onmogelijk samengaan. Dat is de stelling die Van den Dikkenberg verdedigt in zijn nieuwe boek. Het begon met de vraag van het deputaatschap onderwijs, opvoeding en catechese van de Gereformeerde Gemeente in Nederland, waar Van den Dikkenberg ouderling is. Het verzoek om te komen tot een brochure groeide uit tot een omvangrijk boek. Het is een vraagstuk dat leeft onder bevindelijk-gereformeerde studenten en iedere generatie probeert opnieuw antwoorden te formuleren op deze vragen. Het is goed om de volgende generatie daarbij te helpen. Door terug te grijpen op publicaties uit het verleden. Van den Dikkenberg wil ‘reformatorische jongeren (…) ondersteunen in de manier waarop ze om moeten gaan met al die meningen die op hen afkomen, bijvoorbeeld op de universiteit’. Hij voegt daaraan toe: “Ik laat zien dat ze rond de evolutietheorie onverkort kunnen vasthouden aan de waarheden die de Bijbel leert.

Strijd

De discussie over schepping of Universele Gemeenschappelijke Afstamming is een blijvertje. Soms laait het in alle hevigheid op, zoals rond het verschijnen van het boek ‘En de aarde bracht voort’ van systematisch theoloog prof. dr. Gijsbert van den Brink. Soms is het nog als een smeulend vuurtje aanwezig, zoals anno 2024. Dat komt volgens Van den Dikkenberg omdat het een aangelegen thema is. Net als dr. ir. Erik van Engelen en anderen maakt Van den Dikkenberg onderscheid tussen micro- en macro-evolutie.2 Volgens de wetenschapsjournalist is het macro-evolutie dat belangrijke kernpunten ondergraaft van het christelijk geloof. Bijvoorbeeld Adam als beeld van God, lijden als gevolg van de zondeval en het bestaan van de staat der rechtheid. Het heeft zelfs consequenties voor de verzoeningsleer. “Deze theïstisch-evolutionistische visie zadelt de Bijbellezer met allerlei problemen op.” “Een theïstisch evolutionist spreekt bijvoorbeeld over een God Die lijden, natuurrampen, ziekte, dood en verderf heeft gebruikt in het evolutionaire scheppingsproces. Maar God heeft de schepping ‘zeer goed’ genoemd. Nu kun je het kwade goed noemen, maar daarmee beroof je God van Zijn eer.

Vastloper

Je loopt hoe dan ook vast. “Theïstische evolutie is in feite de vermenging van twee tegengestelde vormen van geloven: dat heet syncretisme. De Bijbel zegt: Er is een God die alles heeft geschapen. Het seculiere denkpatroon schrijft voor: Er is geen God, evolutie heeft alles gemaakt. Een van beide kan niet kloppen.” Naast theologische bezwaren heeft Van den Dikkenberg ook natuurwetenschappelijke bezwaren. Hij wijst bijvoorbeeld op ‘the cost of evolution’ en Haldane’s dilemma.3 Binnen de naturalistische ‘Big History’ zijn talloze problemen, zoals het ontstaan van het leven. Van den Dikkenberg komt weer terug op het theologische Wil men Universele Gemeenschappelijke Afstamming verwerken in de exegese en zo afstand nemen van een zesdaagse schepping, dan zal men op dezelfde gronden ook bijvoorbeeld de maagdelijke geboorte van de Heere Jezus, de opstandingsgeschiedenis en Zijn hemelvaart ter discussie moeten stellen.4

Alternatief?

Van den Dikkenberg gelooft dat deze aarde 6.000 tot 8.000 jaar oud is. “Net als alle andere gedeelten van Gods Woord zijn ook deze teksten door de Heilige Geest geïnspireerd, ingegeven. We moeten ze letterlijk nemen, want zo worden ze ook gepresenteerd.” We moeten de schepping óók als geschiedenis blijven zien. Van den Dikkenberg verwijst daarvoor naar de argumenten van de Duitse theoloog dr. Walter Hilbrands.5 Hij ‘laat zien dat herhalingen in een Bijbelgedeelte niet automatisch betekenen dat de tekst poëtisch, niet-historisch of figuratief moet worden opgevat. Zo heeft ook het boek Genesis een structuur die vanaf het begin helemaal tot het einde ervan doorloopt.” De taal in Genesis is wel verheven, maar geen poëzie. Dit klassieke scheppingsgeloof moet worden vastgehouden, anders zullen op den duur de kerken (volgens Van den Dikkenberg) leeglopen. We moeten echter de schepping ook niet rationalistisch platslaan. “Hebreeën 11:3 spreekt over geloof: ‘Door het geloof verstaan wij dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit dingen die gezien worden.’ Dat mogen we nooit uit het oog verliezen.

Het boek van ir. Bart van den Dikkenberg is te bestellen via de webshop van ‘De Banier’ (link).

Voetnoten

‘Micro Machines and Molecular Scissors’ – Dr. Joe Deweese sprak voor de livestream van Logos Research Associates

Dr. Joe Deweese is de biochemicus en assistent professor aan het Lipscomb University College of Pharmacy. Hij heeft door de tijd heen veel biochemische publicaties in naturalistisch-wetenschappelijke tijdschriften op zijn naam staan. Vorige week was hij te gast in de livestream van Logos Research Associates om daar te spreken over het intelligente ontwerp van moleculaire machines.

Onder de video staat een uitgebreide beschrijving (in het Engels):

“The unseen world of the cell contains thousands of proteins and enzymes interacting in highly orchestrated and complex ways to carry out the tasks needed to sustain life at the molecular level. Join us as we examine the staggering complexity of these molecular machines that carry out fundamental tasks such as untangling DNA, making proteins, and producing energy.”

COLUMN: De getijgerde lijmspuiter

Voor veel mensen zijn spinnen ongewenste huisdieren. Veel huisvrouwen, maar ook mannen, houden niet van deze achtpotige kruipers. Sommige mensen hebben zelfs spinnenangst, officieel arachnofobie genoemd. Deze spinnenangst is volgend de bekende internetencyclopedie Wikipedia een van de meest voorkomende vormen van dierenfobie. Het lijkt vooral een westerse angst te zijn, maar gelukkig is er psychologische hulp beschikbaar.

Hoe kun je deze mensen van hun angst afhelpen? Waarschijnlijk door begeleide (maar directe) confrontatie met deze prachtige dieren. Immers, ook spinnen zijn door God geschapen. Ná de zondeval hebben deze kruipende dieren een nuttige rol gekregen. Dit zorgt terzijde voor de ingewikkelde vraag wat spinnen in het paradijs gegeten hebben.

Zelf heb ik (gelukkig) deze angst nooit gekend, maar kijk ik vol verwondering naar deze beesten. Onlangs ging ik met de traplift naar beneden. In het halletje aangekomen, zag ik zo’n achtpotige kruiper tegen de muur. Ik maakte snel wat foto’s en voegde deze toe aan de waarnemingenapp ObsIdentify. De app gaf aan dat het op de foto’s 100 procent zeker om een getijgerde lijmspuiter (Scytodes thoracica) ging. Ik bekeek de foto’s nog eens goed en zag inderdaad een prachtig patroon op het spinnenlijfje, wat deed denken aan de vlekken van een tijger.

Als het aan mij ligt blijft de getijgerde lijmspuiter in huis en wordt het beest niet opgezogen of naar buiten gejaagd. Waarom? Als boekenliefhebber zijn papiervisjes mij een gruwel. Ja, ik weet het wel, deze dieren zijn óók geschapen. Maar toch… ze moeten van de boeken afblijven. Helaas luisteren ze daar niet naar en tasten het papier (soms) flink aan. Overigens: een goede leerschool om niet te verkleefd te raken aan het aardse. De getijgerde lijmspuiter is daarom mijn favoriet geworden: het blijkt de enige spinachtige die zo’n papiervisje aan kan en ongemerkt kan besluipen.

Een artikel op de website Nature Today, met de veelzeggende titel ‘Wie wil er nou geen getijgerde lijmspuiter in huis?‘ laat weten hoe dat verorberen gaat. Deze spinachtige maakt geen web om het papiervisje in de val te lokken. Dit gaat anders: ‘Is er eenmaal een prooi in zicht, dan besluipt de lijmspuiter deze en spuugt er in een zigzag een kleverige en giftige spinselsubstantie overheen. Dit komt uit de opening bij het uiteinde van de gifklauw. Hierdoor kunnen prooien op een afstand van wel twee centimeter uitgeschakeld worden. De jager kan het diertje nu openbijten en leegzuigen.‘ Arm papiervisje! In het artikel lees ik dat de getijgerde lijmspuiter vooral ‘s nachts en alleen binnen actief is. Buiten is het te koud voor deze oorspronkelijk zuidelijke soort. Geen last van papiervisjes? De getijgerde lijmspuiter eet ook muggen, tapijtkevers, bromvliegen, motten en fruitvliegjes. Wie wil er nou geen getijgerde lijmspuiter in huis?

Dit artikel verscheen eerder in het gezinsblad ‘Om Sions Wil’ en is met toestemming van de redactie hier overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2024, De getijgerde lijmspuiter, Om Sions Wil 2024 (10): 25. Hier is wat meer te lezen over ‘Om Sions Wil’.

ANDERE COLUMNS UIT 'OM SIONS WIL' JAARGANG 2024

COLUMN 1: Het hart.
COLUMN 2: De getijgerde lijmspuiter.

Gereformeerde belijdenis heeft ook een hermeneutiek

Dit artikel is samen geschreven met Johan Mouthaan (MA) en Jonard Roukens (MA).

De moderniteit grijpt op allerlei manieren om zich heen, in land, samenleving en kerk. Christenen worden in deze tijd geconfronteerd met tal van vragen. Mag je als christen in transitie gaan? Hoe om te gaan met een zoon of dochter die andersgeaard is? Zijn Bijbel en evolutietheorie met elkaar te verenigen? Mogen vrouwen ook in de ambten dienen?

Geeft de Bijbel antwoord op zulke vragen? En kunnen wij deze antwoorden ontdekken? Of hebben wij per definitie te maken met een culturele leesbril, die ook nog eens beslagen is vanwege de zondeval? Deze diepe en intense vragen raken aan het belijden van de kerk. De gereformeerde belijdenisgeschriften reiken ons geen alternatieve bril aan, maar laten het Woord aan het woord. In deze bijdrage willen we aandacht vragen voor de hermeneutiek van de gereformeerde belijdenisgeschriften.

Seksuele ethiek

De seksuele revolutie heeft allerlei seksuele activiteiten tot moreel neutraal gebied gemaakt. De invloed daarvan op onze cultuur is enorm. Toch biedt de belijdenis hier een helder geluid. De Heidelbergse Catechismus zegt: „Dat alle onkuisheid van God vervloekt is” (HC 41/108). Wat moet er onder onkuisheid worden verstaan? De catechismus wijst naar Leviticus 18:27-28. Daarmee geeft de belijdenis blijk van een hermeneutiek die haaks staat op de nieuwe hermeneutiek die homoseksualiteit als legitiem bevestigt.

Wijst de gereformeerde belijdenis ook de weg rond de genderideologie? De genderideologie is onlosmakelijk verbonden met autonome zelfidentificatie. Juist dat wordt in de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) afgewezen, als beleden wordt: „Alle mensen zijn uit zichzelf leugenaars en ijdeler dan de ijdelheid zelf” (NGB 7). Weliswaar staan deze uitspraken in het kader van de relatie met God, maar de belijdenis staat niet toe om het morele aspect daarvan te scheiden. Er is sprake van lichaam en ziel (HC 1/1). Ook in de Dordtse Leerregels (DL) wordt Gods kennen centraal gesteld en de mens met zijn voelen en willen als verdorven zondaar op z’n plek gezet. Het is confessioneel ongerijmd om Gods soevereine genade te belijden en intussen mensen te bevestigen in hun zelfidentificatie.

Culturele kennis

De kwestie is echter breder. De laatste decennia is er een breed cultureel gevoelen ontstaan over allerlei vraagstukken, variërend van slavernij tot klimaatcrisis en van gendervraagstukken tot evolutietheorie. Dit culturele gevoelen functioneert in onze maatschappij vaak als culturele kennis: zo zijn de feiten, we kunnen er niet omheen. Wie hierin niet meegaat, staat aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Ook christenen zwichten hiervoor. Dit verklaart de behoefte aan nieuwe antwoorden en nieuwe wegen. De belijdenis biedt echter een heel ander perspectief. Als mensen van nature leugenachtig zijn, dan is het uitkijken geblazen met die culturele kennis. Daarom wijst de NGB op de Schrift, „waar niets tegen valt te zeggen” (NGB 4) en „die de wil van God volkomenlijk vervat” (NGB 7). Soms wordt bijvoorbeeld gezegd dat de Bijbel het idee seksuele oriëntatie nog niet kent. De boodschap van Romeinen 1 zou daarom niet zomaar doorgetrokken kunnen worden naar het heden. Voorstanders van dit argument lijken zich echter niet te realiseren hoe confessioneel ingrijpend dit argument is. Dit zou impliceren dat de Bijbel de wil van God ten aanzien van het mens-zijn niet volkomen bevat.

De NGB maakt duidelijk dat men niets gelijk mag stellen aan het gezag van de Schrift (NGB 7). De hermeneutische implicaties hiervan voor de omgang met culturele kennis zijn veelomvattend. De scheppingsorde om missionaire (lees: culturele) redenen herinterpreteren ten gunste van de vrouw in het ambt, valt zeker niet binnen de hermeneutische kaders van de belijdenis.

Bewogenheid

De gereformeerde belijdenis geeft ook een solide onderbouwing van bewogenheid. De pastorale nood op het vlak van moderne vragen is groot en er is behoefte aan herderlijke bewogenheid. De kerk die haar belijdenis volgt, zal daarbij waarlijk inclusief zijn in de zin van DL 2.5.

Onze cultuur is overgevoelig voor uitsluiting. Niemand wil graag ergens welbewust van uitgesloten worden. Toch sluit Gods Woord zowel mensen binnen als buiten (zie HC 31). Het arminianisme vervalt bij een dergelijke culturele gevoeligheid gemakkelijk in universalisme. Als het van mijn keuze afhangt of ik zalig word, loop ik het gevaar op ongelovigen neer te kijken. Immers, ik doe het beter. Wil ik bewogen zijn met mijn medemens, dan zal ik vrijwel weerloos zijn tegen de verzoeking van het universalisme. Echter, de leer van soevereine genade biedt een grond voor een bewogenheid zonder gevaar van universalisme. Wie zelf door soevereine genade gegrepen is, verheft zich niet en ziet niet neer op andere zondaren, maar roemt alleen in de Heere (DL 3/4.10).

Er zou veel meer te zeggen zijn. Het doel van deze bijdrage is slechts om kerken van gereformeerd belijden op te roepen om de hermeneutiek van de belijdenis te gebruiken, juist in deze laatmoderne tijden. De confessie is daarbij niet slechts traditie die ons gegeven is, maar vormt het akkoord van de kerkelijke gemeenschap. Kleuren buiten de lijnen van de confessie is daarom breken met de gemeenschap.

Dit artikel is met toestemming van de auteurs overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Gurp, J. van, Mouthaan, J.N., Roukens, J.A., 2024, Gereformeerde belijdenis heeft ook een hermeneutiek, Reformatorisch Dagblad 54 (31): 20 (artikel).

Hemelvaart: een lichamelijk, zichtbaar en troostvol teken

De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in den hemel en is gezeten aan de rechterhand Gods.” (Markus 16:19, SV).

En het geschiedde als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde, en werd opgenomen in den hemel.” (Lukas 24:51, SV).

En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen.” (Handelingen 1:9, SV).

Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren.” (Handelingen 1:11, SV).

Tegenwoordig wordt Hemelvaartsdag vooral gezien als een lang weekend vrij. Door sommigen wordt zelfs daar moeilijk over gedaan, ze hebben liever op een andere dag vrij. In ieder geval ontgaat de betekenis van deze dag, of er wordt totaal geen waarde gehecht aan (de troost van) dit heilsfeit. We moeten hier onderscheid maken tussen het teken (het wonder) en de betekenis. Het wonder is de in de werkelijkheid plaatsgevonden hemelvaart van Christus. De betekenis is het doel van en de troost die ontvangen wordt uit de hemelvaart. Het teken is van zeer groot belang voor de christenheid, de betekenis van eeuwigdurend belang voor de christenen. In dit korte artikel letten we kort op deze twee zaken. Hemelvaart blijft voor mij een wonder (Hebreeën 11:3), verwacht dus geen uitgebreide natuurwetenschappelijke bewijsvoering. Dat laatste zou overigens ook onmogelijk zijn.

Het teken

Hoewel de Bijbel duidelijk is over het feit van de Hemelvaart, wordt dit tegenwoordig door velen in twijfel getrokken. Zelfs moderne theologen ontkennen het feit van Hemelvaart. In de Bijbel wordt de Hemelvaart van Christus geopenbaard als zichtbaar teken, een werkelijk plaatsgevonden heilsfeit. In Handelingen 1 vers 9 wordt geschreven: “(…) werd Hij opgenomen daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen.” De kanttekenaren bij de Statenvertaling schrijven hierbij: “Dat is, opgeheven lichamelijk en zichtbaarlijk van de aarde naar de hemel, (…)” (kanttekening 17). In Handelingen 1 vers 11 wordt geschreven: “(…) Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren.” De kanttekenaren bij de Statenvertaling schrijven hierbij: “Dat is, in zulker wijze, zichtbaarlijk en in een wolk (…).” (kanttekening 22). Dit heilsfeit was door de Heere Jezus zelf al aangekondigd in Johannes 14: “En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn en u plaats zal bereid hebben, zo kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt waar Ik ben.” (Johannes 14:3, SV). Dit wordt naast Handelingen 1 ook bevestigd door Markus 16 en Lukas 24. In de Bijbel wordt de Hemelvaart van de Heere Jezus beschreven als werkelijke, lichamelijke en zichtbare gebeurtenis. De Heere Jezus was fysiek op aarde (Johannes 21:25), nu is Hij niet fysiek (maar wel naar Zijn Godheid, majesteit, genade en Geest) op aarde (Handelingen 1:9), maar bij Zijn wederkomst is hij opnieuw fysiek op aarde (Handelingen 1:11). Dit wordt ook duidelijk in het eenvoudige antwoord op vraag 46 van de Heidelbergse Catechismus: “Dat Christus voor de ogen Zijner jongeren van de aarde ten hemel is opgeheven, en dat Hij ons ten goede daar is, totdat Hij wederkomt, om te oordelen de levenden en de doden.

De betekenis

Het zichtbare en lichamelijke van Hemelvaart is zoals we hierboven gezien hebben van zeer groot belang. De betekenende zaak (zoals diverse bevindelijk-gereformeerde predikanten dat wel eens noemen) van Hemelvaart is van eeuwigdurend belang. Wat is de betekenis en troost van dit heilsfeit? De betekenis wordt duidelijk beschreven door de opstellers van de Heidelbergse Catechismus, in antwoord 49. Zij schrijven: “Ten eerste dat Hij in den hemel voor het aangezicht Zijns Vaders onze Voorspreker is. Ten andere dat wij ons vlees in den hemel tot een zeker pand hebben, dat Hij, als het Hoofd, ons, Zijn lidmaten, ook tot Zich zal nemen. Ten derde dat Hij ons Zijn Geest tot een tegenpand zendt, door Wiens kracht wij zoeken wat daarboven is, waar Christus is, zittende ter rechterhand Gods, en niet wat op de aarde is.” Dit antwoord sluit aan bij wat er geschreven staat in Johannes 14. Voor wat het slot van dit antwoord betreft: deze wereld gaat voorbij ‘en haar begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid’. “Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn.” (Kolossenzen 3:1-2, SV).

Slot

De Heere is waarlijk opgevaren! In dit ruimtevaarttijdperk wellicht natuurwetenschappelijk onmogelijk, maar toch zó gebeurd. Hij is dé levende Koning! Hij heeft de dood overwonnen en ook de natuurwetten volgen Zijn stem! Voor Zijn kinderen is de Hemelvaart een troost, voor alle mensen die het (nog) niet willen geloven een waarschuwing: “Ziet, Hij komt met de wolken en alle oog zal Hem zien, ook degenen, die Hem doorstoken hebben; (…).” (Openbaring 1:7, SV). Maranatha!

Looft, looft den HEER’, gij Zijne legerscharen,
Wier lust het is op Zijnen wenk te staren.
Dat hemel, aard’, en zee, en berg, en dal,
Hoe ver men ook Zijn scepter ziet regeren,
Nu Zijnen Naam en grote deugden eren;
En gij, mijn ziel, looft gij Hem bovenal.

(Psalm 103:11, naar de Psalmberijming van 1773)

Nieuwe uitleg inzake homoseksualiteit gaat met bijbeltekst op de loop

‘Homoseksualiteit is vertaalfout’ (ND 16 april). Het artikel biedt een paar goede inzichten, zegt bijbelwetenschapper Pieter Lalleman, maar ook een aantal zaken waarover het laatste woord nog niet is gezegd.

Het is waar dat het woord homoseksualiteit niet in de Bijbel voorkomt en dus ook niet in vertalingen thuishoort. Het zou echter goed zijn daarbij ook te vermelden dat het woord in geen enkele ‘oude’ tekst voorkomt, simpelweg omdat het een modern woord is. Toch kwam homoseksuele praxis in de oudheid wel voor en wordt zij ook in de Bijbel genoemd. Alleen moeten we de woorden die ervoor worden gebruikt dus niet vertalen met ‘homoseksualiteit’ en verwante woorden.

Verbond

Een voorbeeld van een situatie waarin een woord niet voorkomt, maar de zaak wel, is 2 Samuel 7. Algemeen wordt gezegd dat God hier een verbond sluit met David, ook al komt dit woord ‘verbond’ niet in de tekst voor. En Psalm 105 gaat over God trouw in de geschiedenis, ook al staat het woord trouw niet in de tekst.

In het artikel wordt gesteld dat we eerst moeten uitleggen wat de Bijbel over het onderwerp zegt voordat we de woorden kunnen vertalen. Maar de betekenis van de woorden moet volgens mij primair blijken uit hun context en het woordenboek, niet uit de ideeën van de uitlegger. En dat probleem wordt groter als die ‘uitleg’ geen recht doet aan wat de tekst zegt. Hier dreigt de hedendaagse uitleg met de tekst op de loop te gaan.

Geen onderscheid

En deze hedendaagse uitleg is betwistbaar, want ik vermoed dat het niet correct is om de achtergrond van Paulus’ woorden primair te zoeken in de oudheid.

Uiteraard kende Paulus zijn tijd, maar hij zal als vrome Jood bij zijn schrijven over homoseksuele praxis in de eerste plaats de verboden uit de Thora in gedachten hebben gehad. Daarin wordt geen onderscheid gemaakt tussen ‘goede’ (‘gelijkwaardige’) en ‘slechte’ (vernederende) homoseksuele praxis, zoals de Grieken deden. Leviticus staat geen enkele homoseksuele praxis toe.

Juist daarom, denk ik, smeedt Paulus het woord arsenokoites voor datgene wat hij afkeurt. (‘Verzinnen’ is in dit verband niet de goede term.) En dus heeft ook Paulus het in 1 Korintiërs 6 en Romeinen 1 hoogstwaarschijnlijk wel over alle homoseksuele praxis. Een ander argument daarvoor is dat hij ook homoseksuele praxis tussen vrouwen afkeurt, ook al werd die door de mensen in de oudheid niet als vernederend gezien.

‘De Griekse woorden uit 1 Korintiërs 6, malakos en arsenokoites, gaan in directe zin niet over het moderne begrip homoseksualiteit’, staat in het artikel. Het bovenstaande maakt hopelijk duidelijk dat zeker arsenokoites daar dus wel over gaat, gezien de oudtestamentische achtergrond van dit woord.

Letterlijk

We mogen het daarom niet met ‘homoseksualiteit’ vertalen, maar ook niet met ‘mannen … die andere mannen misbruiken’ (NBV21). Waarom kiezen we niet de tamelijk letterlijke vertaling ‘mannen die met mannen het bed delen’? Paulus benoemt in malakos en arsenokoites respectievelijk waarschijnlijk zowel de homoseksuele praxis waarop men in de oudheid neerkeek (de vernederende) als de gelijkwaardige.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Lalleman, P.J., 2024, Nieuwe uitleg gaat met bijbeltekst op de loop, Nederlands Dagblad 80 (21.652): 15 (artikel).