Welkom op deze website!

Deze website is de thuisbasis van de organisatie Fundamentum. Fundamentum zet zich in op het gebied van geloof en wetenschap, medische ethiek en apologetiek. Eigenaar van de website is Jan van Meerten. De website is ook de landingswebsite van het jaarlijkse congres ‘Bijbel & Wetenschap‘. Deze website bevat informatie over allerhande onderwerpen zoals seksuele gerichtheid, pro-life, wereldgodsdiensten (zoals Islam, Hindoeïsme etc.) en vooral over scheppingsleer, -geloof en -paradigma. In het laatste geval zijn wij voorstander van het klassieke scheppingsgeloof met een zesdaagse schepping, een historische zondeval en om niet meer te noemen een wereldwijde zondvloed. Verder gebruikt Jan van Meerten deze website om eerder door hem geschreven artikelen te bundelen en het onderwerp waarin hij zichzelf aan het specialiseren is uit te werken. Het gaat dan om paleoecologie, paleoklimatologie en paleontologie, meer specifiek de ecosystemen van de dinosauriërs (het zogenoemde Mesozoïcum), nog meer specifiek de zoogdierachtigen en vogelachtigen in deze ecosystemen. Zijn overige artikelen kunnen gelezen worden als (wetenschap)journalistieke stukken. De website bevat ook gastbijdragen van medechristenen. Als laatste is het ook de landingswebsite van de genealogie van het geslacht Van Meerten en Betuwse streekgeschiedenis. U kunt uzelf hier abonneren op de nieuwsbrief. Deze nieuwsbrief verschijnt maandelijks en zal alle onderwerpen behandelen behalve informatie over het geslacht Van Meerten. De nieuwsbrief bevat altijd de mogelijkheid om uzelf af te melden. Van harte welkom op deze website en veel leesplezier! Feedback kan gegeven worden via de pagina ‘hier mag u uw hart luchten‘. Op deze pagina zullen wij zelf niet veel reageren. Op reacties, vragen of stellingen wordt gereageerd in de rubriek ‘Feedback & vragen‘. De feedback kan ook gegeven worden via info@oorsprong.info.

Megazostrodon, een uitgestorven zoogdierachtige (Mammaliaformes) uit het Trias/Jura.
Megazostrodon, een uitgestorven zoogdierachtige (Mammaliaformes) uit het Trias/Jura. Deze foto is genomen in het Natural History Museum in Londen en afkomstig van de internetencyclopedie Wikipedia.

‘Dinosaur Biogeography’ – Rond de presentatie van dr. Marc Surtees (ICC), een drieluik

Vorig jaar presenteerde zoöloog dr. Marc Surtees uit Schotland een abstract op de ‘Ninth International Conference on Creationism‘ (ICC). Zijn presentatie ging over paleobiogeografie van de dinosauriërs.1 Dr. Surtees gaat er van uit dat de gevonden dinosauriërs uit het Mesozoïcum van ná de zondvloed dateren. Zij spreidden zich vanaf de ark van Noach uit over de aarde. We willen deze visie van dr. Surtees (in de woorden van deze zoöloog) uitwerken in een drieluik. Het eerste deel en tweede deel van dit drieluik omvatten twee presentaties van dr. Surtees. Het derde deel is een samenvatting van de abstract en lezing van dr. Surtees op de ICC (met behulp van zijn PowerPoint die hij ons toestuurde). Het doel van dit drieluik is om studenten en academici te stimuleren tot een soortgelijke deelname (of zelfs met een paper) aan de tiende ICC (vermoedelijk 2028 DV) en een lans te breken voor andere zondvloedmodellen. Vandaag deel één: ‘Dinosaur Biogeography‘.

Voetnoten

‘Ingen, een dorp zonder Heer’ – Joke Honders schrijft over dit Betuwse dorp

Ingen, een dorp met ruim 2000 inwoners in de Gemeente Buren. Over de geschiedenis van dit dorp heeft Joke Honders rond de eeuwwisseling geschreven. ‘Ingen: Een dorp zonder Heer’ zo luidt de brochure, die vanwege de omvang in twee afzonderlijke deeltjes verschenen zijn. Het gaat over de bijzondere gebouwen, percelen en straatnamen van het dorp. Ook veel inwoners komen er langs. Al sinds de late Middeleeuwen wonen er individuen uit het geslacht Van Meerten in het dorp. We kijken naar wat Honders hierover te zeggen heeft.1

Ingen

Honders geeft aan dat Ingen, de meervoudsvorm is van ‘ing’ of ‘eng’. Dit zijn eerst ontgonnen landerijen die meestal erg vruchtbaar zijn. Het gaat om ‘een bepaalde streek van hoger gelegen akkers’. We komen de kerk van Ingen voor het eerst tegen in een oorkonde uit 1248. “Het patronaatsrecht over deze kerk wordt dan aan het hospitaal van St. Jan en St. Catharina te Utrecht geschonken door een zekere Alard, heer van Buren.” Ook wordt de kerk genoemd op een, uit 1395 stammende, kerklijst van de domfabriek te Utrecht. Ingen is bekend geworden door de Commanderie van St. Jan. Ingen is nooit een heerlijkheid geweest, wel noemden twee families zich ‘heer van Ingen’ of ‘tot Ingen’: Van Eck tot Ingen en Van Meerten tot Ingen. Volgens Honders ontleenden zij deze naam aan hun grondbezit rond het dorp (pagina 7 en 8). We kunnen dus, met Honders stellen, dat Ingen nooit heren heeft gehad. Over de Commanderie van St. Jan wordt een heel hoofdstuk geschreven (pagina 9 tot en met 14). Honders: “Ze behoorde tot de gelijknamige kloosterorde, die ook wel de Johanniterorde of de Maltezerorde genoemd werd. De orde vond zijn oorsprong in de tijd van de kruistochten.” Achter de Commanderie liep een weg, die in vroeger tijden de Heilige Weg genoemd werd. “Deze weg werd gevolgd tijdens processies of kerkelijke omgangen.” De weg startte bij Huize Blijwerven (waarover hieronder meer) en kwam uit tegenover de Verhuizensestraat. Op een oude kaart uit 1660 is deze weg nog steeds te zien.

De kerk

Voor de genealogie Van Meerten is de kerk van Ingen belangrijk, omdat er verschillende grafzerken te vinden zijn en er in het verleden ook diverse rouwborden hebben gehangen van individuen die verbonden waren aan het geslacht Van Meerten. De kerk is ook gezichtsbepalend voor het dorp, en daarom besteedt Honders een hoofdstuk aan de St. Lambertuskerk. Hij is gewijd aan Lambertus, bisschop van Tongeren. Lambertus werkte samen met Willibrord, maar werd in 705 bij Luik vermoord. Door Honders worden er allerlei wetenswaardigheden over de kerk verteld.2 In de kerk bevinden zich, volgens Honders, zes grafzerken. Drie daarvan kunnen zeker verbonden worden aan het geslacht Van Meerten. De bekendste is de grafzerk van Derick van Meerten (overleden op 20 december 1568) en zijn huisvrouw Bertha van Eck (overleden op 7 september 1531).3 Als tweede wordt door Joke Honders ‘een grote zerk zonder jaartal of naam’ genoemd. Deze zerk heeft wel ‘twee grote wapenschilden’ en ‘men denkt hier van doen te hebben met een zuster van Johanna van Meerten’. Onlangs publiceerde ik een artikel in ‘De Baron’ waaruit blijkt dat dit inderdaad klopt. De grafzerk is van Heijmerick van Bemmel en Anna van Meerten.4 De derde zerk die verbonden kan worden met het geslacht Van Meerten is die van Bartholomeus van Eck (overleden op 22 september 1541) en Katrijn van Meerten (overleden op 26 maart 1534).5 De overige grafzerken zijn van (1) Bert van Hattem (overleden op 1 januari 1534) en Jutta van Wijck (overleden in 1521), (2) Bart van Hattem (overleden op 21 november 1624), en (3) Jan van Eck (overleden op 17 september 1522) en Alof (?) (overleden in 1560). Ik vermoed, maar heb de steen nog niet gezien, dat het hier gaat de vader van, de hierboven genoemde, Bartholomeus. De huisvrouw van Jan is dan geen Alof maar Aleid (van Meeckeren). Aleid moet dan overigens wel stokoud geworden zijn, of het jaartal is verkeerd weergegeven.6 Honders schrijft ook over de rouwborden en geeft aan dat er vroeger meer van die borden in de kerk gehangen hebben. Ze vertelt dat deze borden door de Franse troepen vernield zijn. Daarover later, als de Heere het geeft, meer.

De bekende Franeker professor Bernadinus de Moor is een tijdje predikant geweest in deze Nederduitsche Gereformeerde Gemeente (namelijk van 1731-1734). In 1744 is hij benoemd te Franeker tot professor in de godgeleerdheid. Hij werd in 1745 ook hoogleraar te Leiden. In 1780 is hij overleden te Gouda.

Ingen, een dorp in de Betuwe. Tekening van Jacobus Stellingwerff anno 1625. Bron: Gelders Archief.

Huize Blijwerve

Na een boeiende bespreking van het Ingense Kasteel Geldersweert volgt een kort hoofdstuk over ‘Huize Blijwerve’. Dit huis behoorde ooit toe aan het geslacht Van Meerten. Honders vermoedt dat dit huis ‘onder een andere naam, het oude kasteel van Ingen geweest’ is. Dirck van Meerten, zie hierboven, was volgens haar waarschijnlijk de heer van dit kasteel (landhuis) geweest. ‘Huize Blijwerve’ komt in handen van dochter Maria van Meerten, die trouwde met Gijsbert de Cock van Delwijnen. Na het overlijden van Maria wordt hun dochter, Geertruida de Cock van Delwijnen, meesteres. Zij trouwde met Johan van Goltsteijn tot Brandsenburg.7 Honders vervolgt de geschiedenis van de eigenaren van het huis. Op dit moment is, in een ‘nieuw’ gebouwd huis, op het terrein de Camping Blijwerven gevestigd.8 De auteur geeft aan dat het oude huis Blijwerven niet op de huidige locatie stond, ‘maar op de plaats waar de koelcel van de heer Evert van Beekhof stond en dat nu rekreatiezaal [sic] voor de camping is’. Op bladzijde 28 van het tweede deel geeft Honders aan dat er vanaf het ’s Gravenkampje (tegenover Huize Blijwerve) ‘vroeger ook een pad of weg’ liep ‘die helemaal op de Brenk uitkwam’.

Overstromingen

In de Betuwe hebben veel dijkdoorbraken en daaropvolgende overstromingen plaats gehad. Honders verwijst naar het gat (een kolk) tussen Vredenburg en Rustenburg. Dit gat herinnert aan de overstroming van 1855. Het water stond zeer hoog en door ijsgang ontstond er een gat in de dijk. Zo ontstond ‘De Kolk’, een gat dat op sommige plekken wel 18 meter diep is. Ook bij Lienden en Maurik brak de dijk door. Koning Willem de I ‘kwam in Ingen de schade in hoogsteigen persoon in ogenschouw nemen’. Honders vertelt er nog twee smeuïge verhalen over (bladzijde 45 tot en met 47. In het korte hoofdstuk ‘De bewoners rond 1830’ wordt dakdekker Jan van Meerten genoemd. Mogelijk is mandenmaker Seger van Ingen ook nog een zoon van (aangetrouwde) familie.

Jufferenhofstad

In het tweede deel van ‘Ingen: een dorp zonder Heer’ gaat Joke Honders verder op de gebouwen in. Op bladzijde 10 bespreekt ze de zogenoemde Jufferenhofstad. Ze geeft aan dat er in 1693 sprake is van een boomgaard aan ’t Vrouwenhuis ten zuiden van de Heiligeweg. Ze vraagt zich af of dit hetzelfde is als de Jufferenhofstad. Het zou ook kunnen gaan om een huis dat vlak bij ligt. Honders geeft aan dat ze de naam Jufferenhofstad voor het eerst tegen komt bij een verponding van 1650. Bertha van Bemmel blijkt de eigenares te zijn.9 Honders schrijft: “De familie Van Bemmel had in die tijd nogal wat bezittingen in Ingen. Er is ook sprake van een raadsheer Van Bemmel. Een perceelsnaam, aan de dijk gelegen, De Bemmel, herinnert nog aan deze familie. Eind 1600 komen ook de perceelsnamen Bemmelsland en Bemmelsweert voor.10

Hendrik van Meerten

Op bladzijde 36 van het tweede deel wordt aangegeven dat er in 1770 nog een smid in het dorp was: Hendrik van Meerten. Hij was gehuwd met Adriaantje van de Peppel. Honders geeft aan dat zij niet goed weet waar de smederij stond.11 De geraadpleegde bronnen voor beide deeltjes worden weergegeven op bladzijde 48 van het tweede deeltje. Voor het geslacht Van Meerten waardevolle informatie uit die bronnen hoop ik, als de Heere het geeft, op deze website nog eens te delen.

Voetnoten

Alleen God bestaat zonder meer – Dr. P. de Vries over het Godsbestaan

Bestaat God en zo ja kunnen we dan aantonen? Telkens zijn deze vragen op de een of andere wijze gesteld. Dat geldt niet alleen nu. Eeuwen vóór Chr. verwoordde de psalmist van Psalm 14 reeds de gedachte dat God niet bestaat. Overigens met de niet onbelangrijke inlei­dende mededeling daarop dat dit het geloof van een dwaas betreft. Het is wel zeker dat de psalmist vooral dacht aan wat praktisch atheïsme wordt genoemd, dat wil zeggen dat hij dwaas is die niet rekent met de realiteit van Gods bestaan. Als dit al voor praktisch atheïsme geldt, is het niet minder waar voor atheïsme dat ook theoretisch het bestaan van God ontkent.

Anselmus van Canterbury (ca. 1033-1109), door een onbekende schilder. Bron: Wikipedia.

In de Middeleeuwen schreef Anselmus van Canterbury een heel traktaat om de te laten zien dat het van dwaasheid getuigt niet te geloven dat God bestaat. Dit traktaat is opgesteld in de vorm van een gebed en kreeg daarom de naam Proslogion, dat wil zeggen toespraak, namelijk tot God. De belangrijkste blijk dat wij echt in Gods bestaan geloven, is toch dat wij Hem zoeken en in gebed met Hem spreken. De eerste vijf hoofdstukken van het Proslogion gaan op het bestaan van God in, terwijl in de daarop­volgende hoofdstukken over Gods eigen­schap­pen wordt gesproken.

De door Anselmus ontvouwde gedachten blijken van verrassende actualiteit te zijn. Ik zal weer­­geven wat Anselmus zegt. Daarbij is mijn weergave voor een deel ook een stuk aan­vul­lende interpretatie. Anselmus zegt dat ieder mens in zijn geest een concept van God heeft. God is dat wezen boven wie niets hogers kan worden gedacht. Het feit dat ieder mens zo’n concept van God in zijn geest heeft, is het gevolg van het feit dat de mens naar Gods beeld is geschapen.

Nu is dat beeld van God door de zondeval geschonden. Zo komt het dat het mogelijk is dat de mens niet de juiste gevolgen verbindt aan het concept van God dat hij in zijn geest heeft en wel dat God echt bestaat. God – en nu gebruik ik een omschrijving in de lijn van Anselmus – is dat almachtig, rechtvaardige en liefdevolle Wezen Die ons schiep en van Wie wij en heel de werkelijkheid afhankelijk zijn en voor Wiens rechterstoel wij eenmaal worden gedaagd.

Van allerlei zaken en zelfs van mensen zou ik ten onrechte kunnen denken dat zij bestaan. Iemand zou mij iets over een bepaalde persoon kunnen vertellen en ik zou de indruk kunnen hebben dat het om een werkelijk bestaand mens gaat, terwijl later blijkt dat dit niet het geval is. Omgekeerd zou ik van mening kunnen zijn dat de persoon over wie iets wordt verteld, niet bestaat terwijl dat toch wel het geval is. Zeker is dat het mogelijk is zich het bestaan van een mens in te denken en dat later blijkt dat deze mens niet bestaat of weliswaar bestaan heeft, maar inmiddels niet meer bestaat, althans niet hier op aarde.

Het is mogelijk je in te denken dat heel de wereld niet bestaat. Dat is trouwens het geval geweest. Onze wereld heeft een begin in de tijd. Zij is Gods schepping. God Zelf heeft echter geen begin noch einde. Hij is van eeuwigheid en tot eeuwigheid en gaat zelfs de tijd te boven. Wie met een verlicht verstand aan God mag denken, kan Hem niet anders denken dan als een God Die bestaat; een bestaan dat zelfs veel dieper en wezenlijker is dan van welk schepsel ook.

Mensen kunnen bepaalde dingen niet zien of niet willen zien door altijd een bepaalde kant op te kijken. Iemand die altijd naar beneden kijkt, ziet de zon niet. Het is denkbaar dat iemand dan zover komt dat hij het bestaan van de zon ontkent. Dan hebben we wel met een dwaas te maken. Het bestaan van de zon hangt namelijk niet af van het ongeloof van iemand die er niet naar kijkt, zoals het evenmin afhangt van het geloof van iemand die dat wel doet.

Wie gelooft dat de zon bestaat, gelooft overigens wel de waarheid. Nu is de zon slechts een schepsel, terwijl God de Schepper is. Wie God niet zoekt door geestelijk omhoog te kijken met het licht van Gods Woord, zal Hem niet zien of als hij dan al een god ziet, is het niet de levende God maar een afgod en dan ziet hij een god die niet bestaat. Een god die niet bestaat, is de bijbelse definitie van een afgod. Goden die niet bestaan zijn er vele. Van de levende God is er maar één. Hij bestaat en daarin is Hij onder de goden volstrekt uniek.

Het is mogelijk dat een christen die met deze God een waarachtige band heeft, wordt over­vallen door twijfel aan Zijn bestaan. Dan legt hij deze twijfel in zijn dagelijks gebed aan God voor en vraagt Hij Hem ervan verlost te mogen worden. Terwijl iemand die werke­lijk een band heeft met de levende God, soms kan vrezen dat God niet bestaat, is het zonder een band aan deze God mogelijk dat je Zijn bestaan ontkent of op zijn minst vurig hoopt dat Hij niet bestaat. Echter, het is veel dwazer Gods bestaan te loochenen dat het bestaan van welk onder­deel van de schepping ook en eventueel zelfs van de gehele schepping.

In ieder geval kunnen we niet alleen weten dat de schepping niet altijd heeft bestaan, maar ook dat ze niet altijd zal blijven bestaan. Hier op aarde is het – hoezeer het ook van dwaasheid getuigt – mogelijk het bestaan van God te ontkennen dan wel er niet mee te rekenen. Eenmaal zal dat anders zijn. Dat is als wij aan het einde van onze aardse loopbaan zijn gekomen. De dichter van Psalm 73 zei dat het hem goed was nabij God te zijn. Hij mocht weten dat God hem aan het einde van zijn leven hier op aarde zou opnemen in Zijn heerlijkheid. Daartegenover wist hij: God roeit hen uit die afhoereren en Hem de trotse nek toekeren.

Ik kom nog een keer terug op Anselmus. Wanneer Anselmus over wijsheid en dwaasheid spreekt is voor hem terecht de Schrift als openbaring van de diepste wijsheid en uiteindelijke waarheid de norm voor wat dwaas en wijs is. Dan leidt het geen twijfel dat in het licht van deze norm ongeloof in Gods bestaan dwaasheid is.

Wie werkelijk begrijpt dat God dat Wezen is dat niet alleen hem maar heel de werkelijkheid schiep en in standhoudt kan nog gemak­kelijker het bestaan van zijn ouders ontkennen – hoewel ook dat niet van wijsheid zou getuigen – dan van God. Anselmus laat in het vervolg van het Proslogion onder andere zien dat niet alleen het bestaan van God in de diepste zin van het woord redelijk is, maar ook Gods rechtvaardigheid. Als God rechtvaardig is, is het heel redelijk om te doorzien en te begrijpen dat Hij zondaren straft en dat zelfs met eeuwige straffen.

Er is één ding waarin wij God die Diegene is boven Wie wij niets hogers kunnen denken, nog hoger is dan wij kunnen denken, namelijk dat Hij zondaren die de eeuwige rampzaligheid verdiend hebben genade bewijst. Daarvoor is – zo zegt Anselmus en ik zeg het hem na – geen redelijke verklaring voor te geven. God was en is dit niet verplicht en toch doet Hij het.

Wie van deze werkelijkheid mag weten, kan al helemaal niet aan het bestaan van God twijfelen, maar alleen maar verwonderd zijn dat deze God en geen andere god bestaat. Die God Die Zijn Zoon Jezus Christus naar deze wereld zond. God Die mens werd en ook daarover schreef trouwens de genoemde Anselmus een boek dat de moeite van het lezen nog altijd waard is, namelijk Waarom God mens werd. Wie mag zingen ‘God en mense Jezus Christus, Die aan­vaard heeft onze staat’, kan niet alleen aan Gods bestaan niet twijfelen, maar heeft de enige, waarachtige en levende God ook lief.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.

‘Geen abortuspillen aan Polen opdringen’ – Mr. Diederik van Dijk stelt vragen over inmenging van Nederland met betrekking tot de abortuspraktijk van andere Europese landen

Tijdens het debat van maandag 8 april 2024 stelde mr. Diederik van Dijk vragen over de inmenging van Nederland met betrekking tot de abortuswetgeving in andere Europese landen. Met dank aan de SGP is een video van het SGP-deel van het debat beschikbaar gesteld op hun YouTube-kanaal.

Op het kanaal staat onder de video de volgende tekst:

”Via internet kunnen Nederlandse abortusklinieken pillen aan mensen in het buitenland leveren. De SGP maakt zich zorgen over deze Nederlandse ‘zendingsdrang’ op het gebied van abortus. “We maken ons hiermee schuldig aan inmenging in andere landen,” stelt Kamerlid Diederik van Dijk. VVD en D66 zijn allesbehalve blij met dit terechte argument van de SGP. Dit debat vond plaats op maandag 8 april 2024.”

‘What is the Heat Problem in Flood Geology?’ – Een samenvatting van het onderzoek van dr. Bill Worraker naar het hitteprobleem binnen de zondvloedgeologie

De afgelopen jaren heeft de Engelse dr. William Worraker onderzoek gedaan naar het hitteprobleem. Hij heeft het probleem gekwantificeerd en mogelijke oplossingsrichtingen onderzocht. Dr. Worraker heeft zijn onderzoek laten samenvatten in een 10 minuten durende YouTube-video. Matthew Pickhaver heeft deze video ingesproken.

Onder de video is een bibliografie van artikelen en abstracts te vinden, gepubliceerd in creationistische tijdschriften (deze wordt in de loop van de tijd verder compleet gemaakt). Met dank aan Biblical Creation Trust voor het vereenvoudigen en publiceren van dit onderzoek. Het bijschrift bij de video:
“BCT’s associate researcher Dr Bill Worraker has been looking into the heat problem associated with the Genesis Flood. This short video summarises Bill’s findings so far about the extent of the challenge it presents to our scientific Flood model.”

Bibliografie rond het onderzoek van dr. Worraker

(2026) Biblical Creation Trust, Heat problems associated with Genesis Flood models, Onderzoeksamenvatting in ‘Research Projects’ (samenvatting).
(2016) Worraker, W.J., Quantifying the Flood Heat Problem, Journal of Creation Theology and Science Series C: Earth Sciences 6: 4-5 (abstract).
(2018) Worraker, W.J., Heat Problems Associated with Genesis Flood Models—Part 1: Introduction and Thermal Boundary Conditions, Answers Research Journal 11: 171-191 (artikel).
(2018) Worraker, W.J., Ward, R., Modeling of Flood and Post-Flood Ocean Floor Cooling, in: J.H. Whitmore (ed.), Proceedings of the Eight International Conference on Creationism, blz. 673–682 (artikel).
(2019) Worraker, W.J., Heat Problems Associated With Genesis Flood Models—Part 2: Secondary Temperature Indicators, Answers Research Journal 12: 211-254 (artikel).
(2020) Worraker, W.J., Heat Problems Associated with Genesis Flood Models—Part 3: Vapour Canopy Models, Answers Research Journal 13: 69-94 (artikel).
(2023) Worraker, W.J., Heat Problems Associated with Genesis Flood Models—Part 4: Heat Deposited by Magmatic Activity, Answers Research Journal 16: 201-251 (artikel).

Voetnoten

De grafzerken van Diederick van Bemmel (?-1652) en Wilhelmina van der Hell (?-1622) in de Eusebiuskerk te Arnhem

In het najaar van 1888 (begonnen op 1 oktober 1888) werden er in de Groote Kerk te Arnhem, ook wel de Eusebiuskerk genoemd, verwarmingsbuizen aangelegd. Daarvoor moesten de banken tijdelijk worden weggehaald. Onder deze banken lag een groot aantal grafzerken en van veel daarvan zijn ‘de opschriften (…) nog gaaf gebleven’. In zowel de ‘Arnhemsche Courant’ als in het ‘Algemeen Nederlandsch Familieblad’ werd hierover bericht. We beschrijven vooral de grafzerken van Diederick van Bemmel (?-1652) en zijn vrouw Wilhelmina van der Hell (?-1622).1

Luchtfoto van de Grote of St. Eusebiuskerk te Arnhem. Foto gemaakt tussen 1920 en 1940. Bron: Wikipedia.

De verslaggever (mr. J.J.S. Sloet) van de ‘Arnhemsche Courant’ laat weten dat de opneming hieronder gebeurde in het middenpad van west naar oost en in het kruispad van noord naar zuid. Hij heeft het ook vergeleken met ‘Het protocol der groeven van de Groote Kerk’ en kwam er achter dat de grafstenen niet meer op hun oorspronkelijke plaats liggen. De scribent vermoedt dat zij ‘reeds vroeger, vermoedelijk om den vloer effen te maken, verlegd zijn’. Op de plaats waar de tekst onleesbaar is geworden heeft de scribent … geplaatst. Het artikel in het ‘Algemeen Nederlandsch Familieblad’ is uitgebreider. Het werd eveneens geschreven door mr. J.J.S. baron Sloet, samen met mr. Peter A.N.S. van Meurs, en draagt de titel ‘Grafzerken in de St.-Eusebius- of Groote kerk, het St.-Catharinagasthuis en de St.-Walburgiskerk te Arnhem’. De auteurs verwijzen voor meer informatie over de in de kerk begraven beroemde personen naar de boeken ‘Kronyk van Arnhem’ (mr. G. van Hasselt) en ‘Beschrijving van Arnhem’ (mr. J.W. Staats Evers). In 1740 werd door H. Schreven een ‘plattegrond van de ligging der groeven’ gemaakt en in 1757 werd dit door W. ten Haegh geschilderd. Zoals gezegd zijn veel grafzerken verlegd.

Diederick van Bemmel

De eerste die wij in de rij tegenkomen is Diederick van Bemmel, zoon van Heijmerick van Bemmel en Anna van Meerten.2 Zijn grafschrift luidt volgens de scribent:

”Hoochedel ende Welgebooren Heere Heere Diederick van Bemmel in syn leeve Heere tot Andelst en Floresteyn eerste Raet des furstendombs Gelre en graefschap Zutphen ende stadthouder van de Leenen.”

In het ‘Algemeen Nederlandsch Familieblad’ (pagina 127) wordt dezelfde tekst weergegeven maar staat er nog wat bij. Allereerst wordt verwezen naar afbeelding nummer L. Daarnaast wordt aangegeven dat van de kwartierwapens ‘de beide bovenste, evenals het bovenste gedeelte van de hoofdwapens en de schildhouder, door een opgehoogd en bevloerd terrein bedekt’ is. Het kwartierwapen beneden links is gelijk aan het tweede hoofdwapen en dat beneden rechts is afgehakt. Het lijkt er op dat links het kwartierwapen van Van Bemmel zit en rechts die van Van Meerten heeft gezeten. Maar daarvoor is het nodig de steen zelf te zien. Als bron wordt Prot. I, f. 52 weergegeven. Dat wil zeggen de 52 folio van het protocol. De zerk heeft het nummer 40-41 (voor de scribenten is het de 51ste zerk.).

Wilhelmina van der Hell

De vrouw van Diederick is ook begraven in de Eusebiuskerk. Zij ligt wel apart van haar man. Haar grafschrift luidt volgens de scribent:

“Hier lecht begraven juff. Wilhelma van der Hell de zae huisvrouw van den raetsheer Bemmell met een dub. groef den 2 April An. 1622.”

Het ‘Algemeen Nederlandsch Familieblad’ (pagina 140) geeft dezelfde tekst. De grafzerk is een klein vierkant die ‘vlak rechts bij den pilaar, linksch van den preekstoel’ ligt. Voor de scribenten is dit de 116e zerk. Haar vader Casijn van der Hell en haar stiefmoeder Lumma Ruyter liggen begraven in de Walburgiskerk te Zutphen. Waar haar biologische moeder, Geertruijd van Wijnbergen, begraven ligt is de auteur (nog) niet bekend.3

Voetnoten

Kerk en slavernij? (12) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

In deze bijdrage wordt verder aandacht besteed aan de bundel met bijdragen geredigeerd door de historici B. de Leede en M. Stoutjesdijk, met de titel Kerk, kolonialisme en slavernij.1 De Gereformeerde kerk was in de Nederlanden de publieke kerk. De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC) waren in de door hen bestuurde gebieden de publieke handelsmaatschappijen en tegelijk het publieke gezag waaronder ook de publieke kerk viel.

A. van der Meer – koloniale ideologie

A. van der Meer MA is historicus en doet onderzoek aan de Universiteit van Leiden. Hij onderzocht koloniale ideologie vanaf de kansel: preken en met name biddagteksten. Met name wordt gerept over biddagteksten uitgevaardigd door de overheid. En die overheid was de VOC. Art. 66 van de Dordtse kerkorde zegt dat de predikant de overheid kan vragen een biddag uit te schrijven. Het ging dus om een door de kerkorde aan de overheid toevertrouwde taak. Genoemde teksten uit biddagbrieven kwamen niet van de kerk maar van de overheid. Preken worden ook genoemd, maar dan uit de tijd van de ‘Verlichting’. Ook de geciteerde Oost-Indische predikant J.C. Metzlar (1751-1824) kan verlicht worden genoemd. De door Van der Meer geconstateerde transformatie van ideeën wordt aan koloniale stratificatie, verdeling van de bevolking in subgroepen, toegeschreven. Het lijkt echter meer op toenemende invloed van het verlichtingsdenken. Er lijkt zo niet veel verschil tussen de bededagen in de Nederlanden en in Oost-Indië. Opgemerkt wordt nog, dat de kerk geen staatskerk was, maar publieke kerk. Dat betekent, dat die kerk tot het publieke, openbare domein was toegelaten. Die kerk kan beter als Gereformeerde kerk worden aangeduid en niet als Nederlandse Hervormde Kerk, die in 1816 is gesticht door de overheid.

B. de Leede – inwoners van Ceylon

B. de Leede MA is historica en mederedacteur van de bundel die in bespreking is. Zij heeft de relatie van de inwoners van Ceylon, nu Sri Lanka, met de Gereformeerde kerk bestudeerd. Die kerk is geen staatskerk maar publieke kerk. De verschillende manieren van inwoners om naar de Gereformeerde kerk te kijken worden onderzocht. De relatie met de kerk was ook binnen een mensenleven niet statisch. De studie gaat niet specifiek over slavernij, maar heeft een brede invalshoek. Meer kennis over de onderzoeksvraag, de relatie tussen inwoners van Sri Lanka en de Gereformeerde kerk, wordt verworven.

M. San A Jong – Evangelische Broederschap

M. San A Jong MA is historicus en doet onderzoek voor de Evangelische Broederschap. De zending van de Evangelische Broedergemeente in Suriname werd toegestaan, omdat die geen gevaar voor de status quo van de slavernij vormde. Op plantages werd vaak de Afro-Surinaamse religie, ook Winti genoemd, gepraktiseerd. Die werd door de zendelingen als heidens gekarakteriseerd. In 1863 werden de slaafgemaakten vrij, maar waren nog niet geëmancipeerd. Aandacht werd ook geschonken aan Anton de Kom (1898-1945), de bekende anti-koloniale schrijver. Hij schreef in 1934 Wij slaven van Suriname. De Kom was ook verzetsstrijder. Hij stierf in het concentratiekamp Neuengamme.

R.M. Allen en A.L. de Bode-Olton

Dr. R.M. Allen is hoogleraar culturele gemeenschap en geschiedenis aan de Universiteit van Curaçao. Mr. A.L. de Bode-Olton was juridisch adviseur en diplomaat, en is theoloog. Allen en De Bode-Olton onderzochten de verhouding tussen de protestantse kerk en de zwarte volksklasse in koloniaal Curaçao van 1830 tot 1920. De conclusie is dat er sprake is van tegenstrijdigheden en tegenstrijdig beleid in genoemde verhouding. De bepalende kerk op Curaçao was de Roomse kerk. Aanvankelijk was er animositeit tussen de Gereformeerde en Lutherse kerk. In 1825 gingen zij samen in de Verenigde Protestantse kerk.

De auteurs spreken van een mandaat van de WIC om het calvinisme te verspreiden. Dat calvinisme was geen bijzaak maar een essentieel onderdeel van het streven van de WIC. De WIC was handelsmaatschappij en tegelijk de overheid, het publieke gezag. De Gereformeerde kerk was de publieke kerk. Die kerk stond onder overheidsgezag. Dit was in de Nederlanden ook zo. Maar waar de staat in de Nederlanden geen slavernij kende, was dat wel zo bij de WIC en VOC.

De bewering van Allen en De Bode-Olton, dat “de doop kerklidmaatschap verleent”, is onjuist. De doop in de Gereformeerde kerk heeft niets met een civielrechtelijk lidmaatschap te maken. Dit misverstand is in de wereld geholpen door het Reglement van de door de Nederlandse overheid opgerichte Nederlandse Hervormde kerk in 1816.2

Dat de synode van Dordrecht 1618-1619 de doop van kinderen van slaafgemaakten onmogelijk maakte, is dan ook een onjuiste bewering. Een gedoopte moest juist in vrijheid worden gesteld. Aangenomen kinderen, ook van de heidenen, konden pas worden gedoopt na te zijn onderwezen in de beginselen van de christelijke religie.3

Tenslotte

De tot nu toe genoemde auteurs van de artikelen blijken niet de essentie van de verhouding kerk-staat te kennen. Hierop zal aan het eind van de volgende bijdrage worden ingegaan.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten

‘De ontwikkeling van de natuurwetenschappen in Europa kan niet worden begrepen zonder kennis van religie’ – Dr. Henk Hofman recenseert de bundel ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht’

Op het moment van schrijven loopt er een tentoonstelling in Museum Catharijneconvent met de naam De schepping van de wetenschap. Volgens de website van het museum hebben religie en wetenschap meer gemeen met elkaar dan velen denken. De ontwikkeling van de natuurwetenschappen in Europa kan niet worden begrepen zonder kennis van religie. Het boek Inzicht spoort helemaal met deze opvatting en diept het thema geloof-wetenschap grondig uit.

In het Woord vooraf schrijven de drie redacteuren: “Het christelijk geloof heeft eeuwenlang een positieve rol gespeeld in de ontwikkeling van de wetenschappen. Dat heeft te maken met de orde die door God in de schepping gelegd is. Hij heeft de natuurwetten ingesteld.” Alle auteurs van dit boek onderschrijven het standpunt dat binnen hun vakgebied geloof en wetenschap prima samen kunnen gaan.

Het boek is opgebouwd rondom vier thema’s:

  • Het eerste thema behandelt materiaal over de historiciteit van Bijbelse gegevens, de schepping van de mens en het Bijbelse mensbeeld.
  • Het tweede thema bespreekt de relatie tussen geloof en wetenschap in het verleden. Veel wetenschappers waren in het verleden overtuigde christenen: Blaise Pascal, Isaac Newton, Herman Boerhave, Robert Boyle, Jan Swammerdam, Bernard Nieuwentijt, William Paley. De lijst is lang. Al deze natuurvorsers waren onder de indruk van de harmonie, doelmatigheid en schoonheid van de schepping. De gedachte dat het leven in al zijn veelkleurigheid en veelvormigheid spontaan en bij toeval zou zijn ontstaan wijzen ze als ongeloofwaardig van de hand.
  • Het derde thema gaat in op de verhouding tussen wetenschap en filosofie. Het gaat over vooronderstellingen als uitgangspunt voor onderzoek en de kracht maar ook de beperking van wetenschappelijke kennis.
  • Het vierde thema gaat in op de natuurwetenschappelijke stand van zaken. Natuurconstanten zijn zodanig precies afgesteld dat leven op aarde mogelijk is geworden. Een geringe wijziging in één van die constanten zou menselijk leven al onmogelijk maken. Levende organismen zijn al op het niveau van de eenvoudigste cel ongelooflijk complex en voorzien van digitale informatie die niet evolutionair ontwikkeld kan zijn. De kennis die de mens krijgt door onderzoek van de natuur levert toepassingen op voor technologische ontwikkelingen. Voorbeelden hiervan zijn waterafstotende coatings, honingraatpanelen, klittenband, het ontwerp van vliegtuigvleugels. De mens imiteert als het ware de natuur (biomimetica).

De rode draad in het boek is de opvatting dat wetenschap toetsbaar moet zijn en experimenten herhaalbaar. Daarom kan de wetenschap geen uitspraken doen over het ontstaan van leven. Niemand was erbij toen leven ontstond en niemand kan het in een laboratorium nabootsen. Dat leven spontaan en toevallig kan ontstaan na een Big Bang van een paar miljard jaar geleden is een onbewezen vooronderstelling. De auteurs van dit boek zien overal in de natuur doelgerichte ontwikkeling (in plaats van toevallige), orde en schoonheid. Er is om die reden volgens hen sprake van een ontwerp en dat wijst op het bestaan van God. De bevestiging van hun zienswijze vinden ze terug in de Bijbel.

Dit boek bevat diepgravende bijdragen. De meeste zijn desondanks heel leesbaar. Voor sommige bijdragen geldt dat een bèta-achtergrond een voordeel is. Het boek is vooral bedoeld voor jonge mensen/studenten en voor christenen die geïnteresseerd zijn in dit onderwerp. Daarnaast constateer ik dat Inzicht een waardevolle rol kan spelen in de discussie met wetenschappers die geen christelijke achtergrond hebben. Inzicht baseert zich op gedegen onderzoek en stelt op basis daarvan lastige vragen over wetenschappelijke conclusies die moeilijk houdbaar zijn geworden. Er is geen enkele reden om hautain neer te zien op christelijke wetenschappers. Er is eerder alle reden om kennis te nemen van de resultaten van hun onderzoek en de terechte vragen die in dit boek worden gesteld te pareren. Als christelijke wetenschappers de moeite nemen om zich grondig te verdiepen in het werk van andersdenkenden mag het omgekeerde ook verwacht worden.

Alle auteurs van Inzicht zijn gepromoveerd in hun vakgebied. Het merendeel is verbonden aan een universiteit, een HBO-instelling of een onderzoeksinstelling. Ik wil geen namen noemen om niemand te kort te doen, want alle bijdragen zijn van een hoog niveau.

Wel noem ik graag de naam van de enige niet-academicus in dit gezelschap. Dat is Jan van Meerten, die geen bijdrage schreef, wel redacteur was en tevens de initiatiefnemer is van deze bundel. Als kartrekker heeft hij onvermoeibaar gezwoegd om het werk van twintig auteurs te coördineren. Het resultaat mag er zijn en die lof geldt ook de andere drie redacteuren.

Het boek is uiteraard voorzien van een uitgebreid notenapparaat en een beknopt register, bij sommige hoofdstukken is een verklarende woordenlijst opgenomen, en tot slot zijn van alle auteurs de personalia vermeld. Inmiddels is van dit prima boek al een tweede druk verschenen.

Dit boek is te bestellen via dit bestelformulier. Een overzicht van alle besprekingen van deze bundel is hier te vinden.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website Leestafel. Het originele artikel is hier te vinden.

Moties zetten het voorstel tot wijziging van de Transgenderwet weer op de kaart – Afgelopen donderdag pittig tweeminutendebat personen- en familierecht

In Nederland zorgt de wijziging op de Transgenderwet voor een stevige discussie. Hoewel het onderwerp ‘controversieel’ was verklaard en er nog geen nieuw kabinet aangetreden is, werd er afgelopen donderdag toch druk over gediscussieerd. Dit kwam doordat er tijdens het tweeminutendebat over Personen- en familierecht drie moties rond deze voorgestelde wetswijziging ingediend werden.

Een screenshot van het tweeminutendebat. Mr. drs. Nicolien van Vroonhoven (NSC) leest de motie voor die zij mede namens mr. Diederik van Dijk indient.

Intrekken

Op deze website zijn al een aantal artikelen verschenen rond dit voorstel (zie voetnoot).1 We willen daarom kort inzoomen op de moties. Het debat daarover laten we rusten.2 De eerste motie werd ingediend door mr. drs. Nicolien Voonhoven. Deze motie is mede ondertekend door mr. Diederik van Dijk. In de motie wordt de regering verzocht om het wetsvoorstel ‘Wijziging vermelding geslacht in geboorteakte’ ‘binnen een maand in te trekken’. De Kamerleden constateren dat door dit wetsvoorstel de mogelijkheid om het geslacht te wijzigen versoepeld worden en dat dit wetsvoorstel al sinds 2021 bij de Tweede Kamer ligt.3

Rondetafelgesprek

De andere twee moties kwamen vanuit tegenovergestelde richting, maar maanden de regering ook tot handelen. De Nederlands-Bosnische politicus Ines Kostić (MSc.) van de Partij voor de Dieren (PvdD) diende deze moties in. Zij wil niet als ‘mevrouw’, maar non-binair worden aangesproken. Als medeondertekenaars worden mr. Michiel van Nispen (SP), Joost Sneller (D66), mr. Songül Mutluer (GroenLinks-PvdA) en mr. Marieke Koekkoek (Volt) genoemd. In de eerste motie wordt de regering verzocht om een rondetafelgesprek over de wetswijziging te organiseren met experts. “Indien mogelijk ook uit landen waar gelijkende wetgeving reeds van kracht is.” Zo kunnen Kamerleden goed geïnformeerd worden en kunnen zij ‘een weloverwogen besluit (…) nemen na de afronding van de plenaire behandeling’. Het hoort volgens de indieners bij goed bestuur ‘om wetten zorgvuldig te behandelen’.4

Zorgvuldig

In de tweede motie wordt aangegeven ‘dat de Kamer en de regering de taak hebben om wetten zorgvuldig te behandelen, ongeacht politieke standpunten’. Daarom moet er volgens de indieners ruimte zijn voor een debat in de Tweede Kamer en dient de Kamer goed geïnformeerd te worden. Zo kunnen zij ‘weloverwogen besluit nemen (…) na de afronding van de plenaire behandeling’. Daarom verzoeken Kostić en de medeindieners de regering ‘om op korte termijn de vragen vanuit de Kamer die bij de wijziging van de Transgenderwet zijn gesteld te beantwoorden’. Maar ook de zorgen te adresseren, zich te laten ‘voeden’ vanuit experts. Deze experts dienen niet alleen uit ons eigen land te komen, net als in de eerste motie wordt gewezen op experts ‘die uit landen waar gelijkende wetgeving reeds van kracht is’ komen. Volgens de indieners kan daarna iedere fractie een eigen afweging maken.5

Tenslotte

Het is goed om deze voorstellen, ook vanuit christelijk perspectief, op de voet te volgen. In het Reformatorisch Dagblad werd daarom uitgebreid verslag gedaan. Dit hoeven wij niet te herhalen (zie voetnoot voor de verslaglegging in het RD).6 Welke moties een meerderheid van stemmen zullen krijgen, weten we dinsdag 16 april 2024. Vanaf 15:00 uur zullen dan in de plenaire zaal de stemmingen plaatsvinden.7

Voetnoten

Kuyper en de evolutieleer

Honderd jaar geleden overleed Abraham Kuyper. Hij werd op 29 oktober 1837 in Maassluis geboren. Hij studeerde theologie in Leiden. In zijn eerste gemeente Beesd kwam Kuyper in aanraking met het orthodox-gereformeerde denken. Sindsdien was hij op allerlei fronten actief om het moderne denken te bestrijden. Dit wil niet zeggen dat Kuyper op een bepaalde manier ook niet modern was. Hij wilde het calvinisme in rapport brengen met zijn eigen tijd en ging volgens velen daarin te ver. Zijn beweging wordt daarom wel neo-calvinisme genoemd, nieuw calvinisme. In de kolommen van De Saambinder heeft ds. G.H. Kersten daar met ernst tegen gewaarschuwd, met name als het ging om de zgn. ‘veronderstelde wedergeboorte’.

De verdiensten van Kuyper mogen intussen niet verzwegen worden. Hij stichtte in 1880 een universiteit, de Vrije Universiteit, waarin de Schrift en de gereformeerde beginselen als uitgangspunt werden genomen voor de wetenschapsbeoefening. De christenwetenschapper had tot taak ´het kunstwerk van den Oppersten Bouwmeester en Kunstenaar´ na te speuren. In meerdere lezingen zette hij zijn grote bezwaren tegen de evolutieleer uiteen. Het is de moeite waard om vandaag zijn argumenten opnieuw te bezien.

Gods paleis

Kuyper had kritiek op de wetenschapsbeoefening van zijn dagen omdat de werkelijkheid werd gezien als een stoomwerktuig dat op eigen krachten draait. Het natuurkundig onderzoek beperkte zich tot ‘meten en wegen’. Kuyper daarentegen stond een Bijbels gefundeerde wetenschap voor. Onze wereld wordt door God geregeerd. Kuyper gebruikte hiervoor het beeld van een koning in zijn paleis; de natuurkrachten zijn de dienaren van Gods hoog bevel: ‘Gods koninklijke wil werkt ongezien door en is de grondoorzaak van alles wat dag aan dag plaats grijpt.’ Heel concreet schreef Kuyper dat ‘als er een steen valt, trekt God die steen naar beneden, en als er een boom groeit, drijft God hem naar boven.’ Kuyper sloot hiermee aan bij de woorden van de Heidelbergse Catechismus. ‘De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde onderhoudt en regeert.’ (HC 10)

Evolutie

Hoewel het deïsme al langer beleed dat God sinds de schepping op geen enkele wijze meer ingrijpt in het proces van de natuurwetten, bood de evolutieleer een verklaring voor de totale afwezigheid van God in de kosmos. Kuyper sprak van een atheïstische hypnose, waarom hij deze leer zo hartstochtelijk veroordeelde.

In de eerste plaats kritiseerde Kuyper de gedachte dat alles in onze werkelijkheid toevallig verloopt. Er is in de evolutiegedachte geen doel, geen vastgemaakt bestek van een grote Kunstenaar en Bouwmeester. De evolutieleer gaat uit van een richtingloos fysisch-chemisch proces.

In tweede plaats merkte Kuyper op dat de evolutie ‘onethisch’ is, omdat de ontwikkeling naar het hogere leven hardvochtig verloopt, waarbij het sterkere ten koste van het zwakkere wordt uitgeselecteerd. Een derde kritiekpunt hangt samen met het getuigenis van het scheppingsgebeuren in Genesis 1. In het eerste hoofdstuk van de Bijbel worden de soorten ‘naar hun aard’, dus naast elkaar geschapen, terwijl de evolutieleer de soorten uit elkaar ziet voortkomen.

Naar zijn aard

Op grond van deze kritiekpunten concludeerde Kuyper dat er tussen de christelijke religie en de evolutieleer een kloof gaapt waarover geen brug te slaan valt. ‘Het zijn elkaar over en weer uitsluitende systemata.’ De gedachte dat Kuyper de mogelijkheid zou openlaten voor een theïstische evolutie, een evolutie door God aangestuurd, moet m.i. worden verworpen. Dr. Gijsbert van den Brink brengt dit naar voren op grond van een enkele zin uit een rede van Kuyper in 1899 (The Kuyper Center Review, vol. 5). Kuyper stelde o.a. dat ‘wanneer het God beliefd had niet Zelf soorten te scheppen, maar soort uit soort te doen opkomen, de Schepping er even wonderbaar om zou zijn.’ Kuyper wilde zeggen dat God vrij is in de manier van scheppen. ‘Wij zullen onze stijl niet opdringen aan de opperste Bouwmeester van het heelal.’ Op grond van de Bijbel stelde Kuyper evenwel dat God de soorten naast elkaar geschapen heeft.

Samenvattend heeft Kuyper als christenwetenschapper voornamelijk drie bezwaren tegen de evolutieleer ingebracht. De evolutie is ‘doelloos’ omdat het bestek van een grote Bouwmeester wordt gemist. De evolutie is ‘hardvochtig’, omdat de sterkere wordt uitgeselecteerd. De evolutie is ‘onbijbels’, omdat in Genesis 1 de soorten naast elkaar geschapen zijn en niet uit elkaar voortkomen. Het diepste motief van de evolutietheorie is volgens Kuyper de zucht van mensen om van God af te komen. Kuyper beëindigde zijn wetenschappelijke rede met het eerste artikel van de apostolische geloofsbelijdenis: ‘Ik geloof in God Almachtig, Schepper des hemels en der aarde.’

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Clements, G., 2020, Kuyper en de evolutieleer, De Saambinder 99 (9): 4.