Welkom op deze website!

Deze website is de thuisbasis van de organisatie Fundamentum. Fundamentum zet zich in op het gebied van geloof en wetenschap, medische ethiek en apologetiek. Eigenaar van de website is Jan van Meerten. De website is ook de landingswebsite van het jaarlijkse congres ‘Bijbel & Wetenschap‘. Deze website bevat informatie over allerhande onderwerpen zoals seksuele gerichtheid, pro-life, wereldgodsdiensten (zoals Islam, Hindoeïsme etc.) en vooral over scheppingsleer, -geloof en -paradigma. In het laatste geval zijn wij voorstander van het klassieke scheppingsgeloof met een zesdaagse schepping, een historische zondeval en om niet meer te noemen een wereldwijde zondvloed. Verder gebruikt Jan van Meerten deze website om eerder door hem geschreven artikelen te bundelen en het onderwerp waarin hij zichzelf aan het specialiseren is uit te werken. Het gaat dan om paleoecologie, paleoklimatologie en paleontologie, meer specifiek de ecosystemen van de dinosauriërs (het zogenoemde Mesozoïcum), nog meer specifiek de zoogdierachtigen en vogelachtigen in deze ecosystemen. Zijn overige artikelen kunnen gelezen worden als (wetenschap)journalistieke stukken. De website bevat ook gastbijdragen van medechristenen. Als laatste is het ook de landingswebsite van de genealogie van het geslacht Van Meerten en Betuwse streekgeschiedenis. U kunt uzelf hier abonneren op de nieuwsbrief. Deze nieuwsbrief verschijnt maandelijks en zal alle onderwerpen behandelen behalve informatie over het geslacht Van Meerten. De nieuwsbrief bevat altijd de mogelijkheid om uzelf af te melden. Van harte welkom op deze website en veel leesplezier! Feedback kan gegeven worden via de pagina ‘hier mag u uw hart luchten‘. Op deze pagina zullen wij zelf niet veel reageren. Op reacties, vragen of stellingen wordt gereageerd in de rubriek ‘Feedback & vragen‘. De feedback kan ook gegeven worden via info@oorsprong.info.

Megazostrodon, een uitgestorven zoogdierachtige (Mammaliaformes) uit het Trias/Jura.
Megazostrodon, een uitgestorven zoogdierachtige (Mammaliaformes) uit het Trias/Jura. Deze foto is genomen in het Natural History Museum in Londen en afkomstig van de internetencyclopedie Wikipedia.

‘Cournet overvraagt steeds de wetenschap en constateert dan dat ze aan zijn verwachting niet voldoet’ – Bespreking van ‘Het absurde universum’

Je moet het maar durven: een boek schrijven met vier delen getiteld ‘Onmogelijkheden’, ‘Niets’, ‘Alles’ en ‘Absurdum’. Cournet deed het en met zulke titels trekt hij natuurlijk wel de aandacht. Om de aandacht er bij te houden wordt er wel heel wat van de lezer gevraagd. Het absurde universum gaat namelijk over de meest geavanceerde delen van de natuurwetenschappen en dat is geen eenvoudige kost.

Cournet legt het allemaal uit, maar doet dat voortdurend op een wat badinerende manier, omdat hij wil laten zien hoe verschrikkelijk abstract en ingewikkeld de theorieën in dit domein zijn. Daardoor wordt niet altijd recht gedaan aan de serieuze poging om iets van de ingewikkelde fysische werkelijkheid te begrijpen.

Het boek roept daarom dubbele gevoelens op. Enerzijds slaagt het er goed in om de lezer te overweldigen met de ogenschijnlijk absurde theorieën die in de moderne natuurwetenschappen ontwikkeld worden, anderzijds wordt op deze manier die wetenschap wel erg gemakkelijk weggezet. In zekere zin maakt de auteur wat misbruik van het feit dat hij schrijft voor niet-ingevoerden en die zijn natuurlijk veel makkelijker te overrulen dan de expert. Het is goed om te benadrukken dat de natuurwetenschappen beperkt zijn in hun vermogen om de fysische werkelijkheid te doorgronden. Tegelijk moet je je verwachtingen van de wetenschap afstemmen op die beperkingen en pas dan komt wetenschap tot zijn recht. Cournet overvraagt steeds de wetenschap en constateert dan dat ze aan zijn verwachting niet voldoet. Maar is dat een goede reden om de natuurwetenschappelijke theorieën dan naar het rijk der fabelen te verwijzen? Dat gaat toch wel erg ver. Hoe ingewikkeld de fysische werkelijkheid ook blijkt te zijn, zeker een christen-wetenschapper zal geloven dat ze op de een of andere manier orde vertoont, omdat haar Schepper die orde heeft ingesteld en onderhoudt. Dat die orde minder eenvoudig blijkt te zijn dan we vroeger dachten, mag zo zijn. Dat betekent niet dat we het zoeken naar de ingewikkeldere orde dan maar moeten staken.

Cournet pleit ervoor om het mysterie in de werkelijkheid te omarmen. Dat is helemaal terecht. Wetenschap neemt echter nooit het mysterie weg. Hoe het kan dat die werkelijkheid op zo’n complexe manier toch orde vertoont, is een raadsel dat zich alleen in het geloof in God oplost. Dan leidt natuurwetenschap tot verwondering over een God Die zo’n complexe werkelijkheid schiep dat het ons steeds meer tot verbijstering wekt.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Vries, M.J. de, 2024, Boekbesprekingen, De Waarheidsvriend 112 (19): 19.

‘Hoe de grootste wetenschapper van de geschiedenis wist wat er 250 jaar later zou gebeuren’ – Science4Truth interviewt dr. ir. Kees Roos

Science4Truth interviewt dr. ir. Kees Roos. Het interview verscheen op 8 maart 2024 en duurt iets meer dan 22 minuten. Dr. ir. Kees Roos is een wiskundige en ondertussen emeritus-hoogleraar aan de TU Delft. In de video laat hij zien dat het mogelijk is om tegelijkertijd wetenschapper en christen te zijn. Dr. Roos heeft diverse prijzen gewonnen en diverse wiskundige publicaties op zijn naam staan. Afgelopen jaren deed hij onderzoek naar het leven en het werk van de bekende natuurkundige Isaac Newton. De onderstaande video is in het Engels en bevat Engelstalige ondertiteling.

Dr. ir. Kees Roos was eerder over dit onderwerp te gast in het YouTube-programma van dr. James Tour. Deze bijdrage is hier te vinden.

COLUMN: Leugenachtige stenen

Of je het nu wilt geloven of niet, de wetenschap heeft een gouden zondvloedgeologietijdperk achter de rug. Een ‘gouden eeuw’, zeg maar. Zo schreef de Britse hoogleraar John Woodward in 1695 in een boek dat de Genesis-vloed verantwoordelijk was voor de vorming van aardlagen. De eveneens Britse zondvloedgeoloog Thomas Burnet dacht dat de aardkorst was ingestort en dat dit de Bijbelse vloed had veroorzaakt. Ook wetenschappers als Nicolaus Steno en William Whiston waren overtuigd van de historiciteit van een zondvloed. Deze ‘gouden eeuw’ ging ook Nederland niet voorbij.

Drie leugenstenen tentoongesteld in het Sneckenberg Naturmuseum in Frankfurt. Bron: Wikipedia.

In dit gouden zondvloedgeologietijdperk leefde een man met de weledel klinkende naam Johann Bartholomeus Adam Beringer. Hij was hoofd van de medische faculteit aan de universiteit van Würzburg en een verwoed verzamelaar van alles wat met fossielen te maken had. Daarnaast was hij diep overtuigd van het bestaan van God en dat alle vormen van wetenschapsbeoefening alleen bestonden bij de gratie van God. Van de fossielen dacht Beringer dat God ze als Formeerder Zelf had verstopt voor Zijn eigen genoegen. Met zijn behoudende uitspraken over God en zijn toch wel arrogante houding maakte Beringer onder zijn collega’s aan de universiteit steeds meer vijanden. Er werd besloten hem eens flink in de maling te nemen…

Op een dag kwamen er drie jongens bij Beringer. Ze gaven hem stenen met afbeeldingen van dieren, planten en hemellichamen met flarden van Hebreeuwse en Arabische tekens die het woord ‘God’ vormden. Beringer had niet door dat deze ‘fossielen’ nep waren en dacht dat dit het ultieme bewijs was dat God ze voor Zijn eigen genoegen had verstopt. Beringer schreef vol enthousiasme in zijn boek: ‘God, de grondlegger der natuur, zal uw geest vullen met lofprijzing en met de volmaaktheid die deze wonderbaarlijke voorwerpen uitstralen.’ Beringer kreeg ook de locatie van de vindplaats door van de jongens en deed meer opgravingen van dergelijke ‘fossielen’. Hij had niet door dat ze in de grond waren gestopt door zijn collega’s. Trots vertrok hij met al zijn vondsten huiswaarts en in 1727 schreef hij zijn boek Lithographiae Wirceburgensis waarin hij de vondsten rijk geïllustreerd weergaf.

Totdat hij op een dag een ‘fossiel’ tegenkwam met zijn eigen naam erop… Toen ontdekte hij dat hij was bedrogen. Twee collega’s hadden de jongens ingehuurd en dit vuile werkje door hen laten opknappen. Het boek van Beringer was helaas al gedrukt. Om zijn goede naam te redden ging Beringer naar de rechter. Hij werd in het gelijk gesteld en zijn collega’s werden op staande voet ontslagen. Vanaf dat moment zijn de stenen van Beringer bekend als leugenstenen. En ze zijn nog steeds te zien in het Teylers Museum in Haarlem.

WEET MAGAZINE: NOG GEEN ABONNEE?
Het bovenstaande artikel is overgenomen uit Weet Magazine nummer 40 (zie hiernaast). Weet Magazine is een populair-wetenschappelijk creationistisch tijdschrift waarin ingewikkelde wetenschappelijke onderwerpen eenvoudig worden uitgelegd en op een bijbelgetrouwe manier worden besproken. Daarnaast brengt het tijdschrift bij kennis over creationistische wetenschapsbeoefening. Nog geen abonnee van Weet Magazine? Dat kan natuurlijk niet! Ga snel naar de website van Weet Magazine en sluit vandaag nog een abonnement af!

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Weet Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2016, Leugenachtige stenen, Weet 40: 33.

Rentmeesterschap over schepping bloeit op tussen bevel en belofte

Dit artikel is samen geschreven met Henrik van de Ruitenbeek.

„Ik geloof in God de Vader, Schepper van hemel en aarde”, zo wordt in onze kerken elke zondag het geloof beleden. De schepping heeft een belangrijke plek in christelijk geloof en de mens draagt verantwoordelijkheid voor politieke en persoonlijke zorg voor Gods schepping. Dit gaat van het begin tot het eind, van de hof van Eden tot het nieuwe Jeruzalem.

De mens wordt door God in de schepping geplaatst om die te „onderwerpen en over haar te heersen” (Genesis 1:28). De schepping was goed, zeer goed. Er was nog wel een taak voor de mens. De schepping moest bebouwd en bewaard worden (Genesis 2:15). Toch is er wel wat veranderd na Genesis 3. De aarde is vervloekt geworden (Genesis 3:17) en „bouwen en bewaren” werd lastiger. Dit heeft in de geschiedenis ook op het vlak van rentmeesterschap tot ontwrichting geleid. Zeker de laatste decennia heeft de aarde veel te verduren van de mens die leeft met het motto: ”alles uit de wereld halen wat erin zit”. Maar in Genesis wordt het heersen nauw verbonden met het naar Gods beeld geschapen zijn. Gods karakter moet dus onze omgang met de aarde bepalen.

Genieten

Het goede van de schepping is door de zondeval gelukkig niet volledig verloren gegaan. Daarom is het een Bijbelse notie om te genieten van de schepping. Dit kan op allerlei manieren, zoals het bewonderen van een prachtig landschap, het beklimmen van een ruige berg, het bestuderen van ecosystemen of het maken van een mooi gedicht over de schoonheid van de schepping. Juist als christenen behoren we ons te verheugen over Gods heerlijkheid in de schepping. „Verhef U, o God, (…) Uw eer over de ganse aarde” (Psalm 108:6).

Genieten is echter een kunst waarbij het niet gaat om hoeveelheid maar om onze houding. Inhaligheid maakt innerlijk arm. Zo bidt Agur in Spreuken 30:8: „Armoede of rijkdom geef mij niet, voed mij met het brood mijns bescheiden deels.” Ook de Heere Jezus waarschuwt regelmatig tegen hebzucht (Lukas 16:19-31), gierigheid en bezorgdheid (Mattheüs 6:25-34). Overvloed of rijkdom kan juist een struikelblok zijn om Gods koninkrijk in te gaan (Mattheüs 19:24). Het is niet voor niets dat matigheid een vrucht van de Geest genoemd wordt (Galaten 5:22). We hoeven iets niet in grote mate te bezitten om er toch in grote mate van te genieten. Genieten van genoeg.

Een groot politiek thema dat gelinkt is aan de schepping is klimaatverandering. Hoewel dit thema vanuit allerlei verschillende motieven en ideologieën aangegrepen wordt, heeft het in de kern alles te maken met rentmeesterschap. Zo valt het klimaatbeleid praktisch uiteen in enkele concrete onderwerpen, zoals de energietransitie, het landbouwbeleid en duurzaamheid. Daarbij kan het een verleiding zijn té snel te willen gaan. Wie een brede stroom met een sprong wil oversteken, valt in het water. Het is verstandiger om van steen naar steen te springen. Ondertussen moet dit geen excuus zijn om niets te doen en alles bij het oude te laten. Wél moeten de stappen zo gezet worden dat de burger redelijke alternatieven heeft vóór de vervuilende optie zwaarder belast wordt.

Zelf aan zet

Naast de politiek zijn we echter ook zelf aan zet. Juist voor een christen moet het gewicht van rentmeesterschap over Gods schepping wegen. Dat kunnen we heel concreet maken. Niet met het oogmerk om de wereld te verbeteren maar om te leven vanuit liefde tot God en de naaste. Doe warmere kleding aan en zet de kachel standaard enkele graden lager. Douch minder vaak en minder lang. Gebruik de fiets in plaats van de auto. Gebruik de trein in plaats van het vliegtuig. Verder is zuinig zijn een belangrijk aspect. Niet vrekkig of gierig, maar zuinig omdat God het jou geeft. Recycle kleding en koop ook tweedehandskleding. Doe zo lang mogelijk met elektronische apparatuur, zolang die functioneert, en neem traagheid of geringere functionaliteit voor lief. Is iets kapot? Laat het repareren of breng het naar de daarvoor bestemde ophaalpunten, zodat het gerecycled kan worden. Gebruik een brooddoos in plaats van plastic zakjes voor je lunch. Laat (plastic) afval niet slingeren, maar scheid het en breng het op de juiste plek. Het is belangrijk op te merken dat deze lijst niet volledig is. Het laat echter zien dat verantwoordelijk nemen kan én moet.

Niet ons project

Met alleen technische oplossingen zijn we er dus niet. Meer nog telt onze levenshouding. Die wordt niet alleen bepaald door de schepping (het bevel) maar ook door het einde (de belofte). God geeft Zijn schepping niet op, maar zet haar straks vernieuwd voort. De schepping zucht en is in barensnood. Zij verwacht samen met de kinderen van God (u ook?) de vernieuwing en ziet uit naar de toekomst van Christus, waarin de wereld gereinigd zal worden van al het kwaad (Kolossenzen 1:20; 2 Petrus 3:12). Wie dit vergeet, loopt het gevaar het aardse of materiële als minderwaardig te beschouwen.

We zijn naar het beeld van God geschapen en dat moet ons heersen over deze aarde stempelen. Door en na de zondeval is de mens in onmatigheid vervallen. Maar God komt de aarde, déze aarde, vernieuwen. Tussen dit bevel en deze belofte mogen wij genieten van genoeg. Zoals een lied zingt: „Laat dan mijn hart U toebehoren (…) Dan is het aardse leven goed, omdat de hemel mij begroet” (Aan u behoort, O Heer der Heeren). Dan is het niet mijn eigen project. De zaligmakende genade leert ons immers de wereldse begeerten te verloochen en bezonnen te leven (Titus 2:11-12). Dat is niet links of rechts maar rechtvaardig.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Damme, N. van, Ruitenbeek, H. van de, 2024, Rentmeesterschap over schepping bloeit op tussen bevel en belofte, Reformatorisch Dagblad 53 (297): 25 (artikel).

Kerk en slavernij? (15) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

Het boek Staat & slavernij staat onder redactie van R.M. Allen cs.1 R.M. Allen is hoogleraar aan de Universiteit van Curaçao. Het boek telt 480 pagina’s en kent 49 stukjes. Tussen een inleiding en een nabeschouwing bevinden zich 4 delen: deel 1 actuele vraagstukken; deel 2 slavernij, afschaffing en doorwerking; deel 3 Nederlandse koloniale slavernij wereldwijd; deel 4 vroege vorming van slavernij en kolonialisme. In dit artikel zullen enkele algemene opmerkingen worden gemaakt. In een volgend artikel komt de gereformeerde kerk aan de orde.

Enkele opmerkingen

De auteurs van het boek noemen veel behartenswaardige zaken: waar onder het gebrek aan aandacht dat er in Nederland is geweest bij wetenschap en overheid. In de inhoud van het onderwijs wordt weinig aandacht aan slavernij geschonken. Slavernij is een misdaad tegen de menselijkheid. Daarom wordt er, ook door lokale overheden, onderzoek gedaan naar de rol van de overheid. Steeds meer steden onderzoeken hun betrokkenheid bij slavernij: onder andere Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht.
Het perspectief van de gebieden waar slavernij was en dat van de slaafgemaakten en hun nakomelingen moet in acht worden genomen. Zo is het onderwijs inzake slavernij op de Nederlandse Caribische eilanden multiperspectief. De afschaffing van de slavernij wordt besproken. Na de afschaffing is er voor de voormalige slaafgemaakten vrijheid in afhankelijkheid en armoede.2 Hierbij moet worden opgemerkt dat de vrijgemaakte slaafgemaakten daarmee in dezelfde positie kwamen als vele Nederlanders. In de behoefte aan arbeidskrachten wordt voorzien door het aantrekken van contractarbeiders. Hier wordt gesproken van onvrije arbeid. Daarvan kan men ook in Nederland spreken.

Na de afschaffing van de slavernij was er een overgang naar een vrije economie. Deze vrije economie was niet goed voor de bevolking, omdat die vrij was zonder bron van inkomsten. Een belangrijk punt uit het boek is ook dat de overheid een belangrijke belastingopbrengst heeft uit de koloniale handel.

In Nederlands Noord Amerika, onder andere in New York, speelde de Nederlandse Hervormde Kerk een belangrijke rol.3 Dit is onjuist. In 1771 werd het Gereformeerde kerkverband in Amerika zelfstandig. Aan de Dordtse kerkorde werd een anti-discriminatiebepaling toegevoegd.4 De Nederlandse Hervormde Kerk is pas in 1816 opgericht. Contacten van Amerikaanse Gereformeerde gemeenten5 waren met de Classis Amsterdam, die daar deputaten voor had aangesteld. De Classis Amsterdam behoorde bij de Synode van Holland. Beschrijvingen van de slavernij door de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), West-Indische Compagnie (WIC) en Sociëteit van Suriname in de hele wereld worden gepresenteerd. Ik zag Formosa er niet bij staan. Hiervoor kan worden verwezen naar het lezenswaardige boek van P. Winsemius.6

Conclusies

Aan het eind van het boek worden enkele conclusies getrokken. Ik noem er drie:

  1. Grote, met name private delen van de Nederlandse samenleving waren direct en grootschalig bij slavernij betrokken.7 Dit waag ik te betwijfelen. Op de Nederlandse omstandigheden kom ik nog terug in de afsluitende artikelen.
  2. Vormen van arbeidsdwang vormden de basis voor moderne ongelijkheden.8 Als dat zo is dan is dat ook in Nederland het geval.
  3. De ongelijke verdeling van kennis, middelen en toegang tot wetenschap, debat en beleidsvorming binnen het Nederlandse Koninkrijk vraagt om verandering en een gelijke verdeling.9 De punten 2 en 3 zijn, zoals gezegd, voor Nederland niet anders. De Nederlandse context wordt er onvoldoende bij betrokken.

Afsluiting

In het boek gaat het over het Nederlandse koloniale slavernijverleden. Nederland was echter tot 1798 geen eenheidsstaat, maar een federatief verband van gewesten. Met name waren het de gewesten Holland en Zeeland die met de koloniale handel en met de slavernij te maken hadden. Aan de staat had apart aandacht moeten worden besteed evenals aan de private bedrijven VOC, WIC en Sociëteit van Suriname. Aan deze en andere hierboven genoemde punten zal in de afsluitende artikelen aandacht worden besteed.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten

Geschiedenisleraar Stefan vertelt over ‘De Slag om de Grebbeberg’ (1940)

De Slag om de Grebbeberg (1940), een van de bekendste gevechten tijdens de meidagen van 1940. Ook Marinus Teunis van Wijk (1912-1940) vocht mee in deze strijd en overleed 18 mei 1940 in het St. Elisabeth Gasthuis aan zijn verwondingen.1 Geschiedenisleraar Stefan heeft op zijn YouTube-kanaal ‘History Hustle Nederlands’ een video gemaakt. Deze reconstructie is nuttig om te zien hoe de Slag om de Grebbeberg verliep.

Voetnoten

‘Sociaal Darwinisten domineerden het debat’ – Wetenschap in Beeld schrijft over de verwerpelijke uitwassen van het Sociaal Darwinisme

Is armoede de natuurlijke orde der dingen? Gaat het in de economie om ‘survival of the fittest’? Heeft de evolutietheorie als ‘universeel zuur’ ook gevolgen voor de sociologie? Wat doen we met het fenomeen ‘Sociaal Darwinisme’? Dat het niet alleen creationisten zijn die hierover schrijven, bleek vorige maand wel uit een artikel in Wetenschap in Beeld Historia. Hieronder de krenten uit de WiB-pap.1

Een bekende beschrijver van het sociaal darwinisme en eugenetica is de aan het Discovery Institute verbonden historicus dr. Richard Weikart.2 Ook jongeaardecreationist dr. Jerry Bergman heeft er al een aantal boeken over volgeschreven. Het zijn echter niet allen christenen en creationisten die hierover schrijven. In het themakatern van Wetenschap in Beeld over het kapitalisme gaat het ook over het zogenoemde sociaal darwinisme. Het artikel start met de Amerikaanse predikant William Graham Sumner. Deze predikant was van mening dat we het in plaats van op te nemen voor de zwakken in de samenleving, we moeten kiezen voor de sterken. “De eersten (de sterksten, JvM) brengt de samenleving verder voor de sterkste deelnemers, dat laatste (de zwaksten, JvM) zorgt voor een stap terug, ten gunste van de zwaksten.” Sumner koppelt zijn gedachten aan de evolutieleer van Charles Darwin. Hij stond daarin niet alleen. De scribent van het artikel schrijft dat sociaaldarwinisten in de 19e eeuw ‘een scherpe ideologie’ ontwikkelden, ‘die rijken het recht gaf alle anderen te verdrukken’. ‘Na de Eerste Wereldoorlog werd het sociaaldarwinisme een inspiratiebron voor een Duitse demagoog’, zo schrijft de scribent.

De theorie van Darwin

Darwin had de bekende uitspraken ‘survival of the fittest’ en ‘struggle for existence’ geleend van de socioloog Herbert Spencer en de econoom Thomas Malthus. Volgens Malthus zou de armen helpen de prijs opdrijven en dat zou voor niemand goed zijn. “De capaciteit van de bevolking om te groeien is oneindig veel groter dan de capaciteit van de aarde om voedsel voor de mens te produceren.” Om de ongelijkheid in de fabrieken te rechtvaardigen richtten filosofen en economen zich tot Darwin en Smith (de vader van het kapitalisme). Sommigen zagen menselijke ellende als onderdeel van een selectieproces. Spencer schreef: “Hoe vreemd het ook is om het nu te zeggen, nu de waarheid van natuurlijke selectie door de meeste opgeleide mensen wordt erkend, doen mensen er op dit moment in de geschiedenis alles aan om het overleven van de zwaksten te bevorderen.” Ook de bekende Ernst Haeckel was deze mening toegedaan. Hij schreef: “De theorie van natuurlijke selectie leert ons dat het in het leven van mensen – net als bij dieren en planten – altijd zo zal zijn dat alleen een minderheid kan floreren, terwijl de meerderheid verhongert en vergaat.” Charles Darwin was ook een kind van zijn tijd. Hij paste zijn theorie ook op de mensheid toe en schreef: “Er is reden om aan te nemen dat vaccins duizenden mensen hebben gered, die anders aan de pokken zouden zijn gestorven. Niemand die ooit dieren heeft gefokt zal eraan twijfelen dat dit schadelijk is voor de mensheid.” Zijn theorie werd daardoor ook voer voor sociaal darwinistische ideologen. Het is niet mijn bedoeling om Charles Darwin postuum nog aan de schandpaal te hangen, wel om te kijken wat de historische gevolgen zijn geweest van zijn uitspraken.3

Francis Galton

Francis Galton, de neef van Darwin ging nog verder. Hij gaf aan mensen op dezelfde wijze te kunnen fokken als dieren. Galton: “Net zoals je gemakkelijk door zorgvuldige selectie een ras van honden of paarden voort kunt brengen die bepaalde kwaliteiten hebben, zo zal het mogelijk zijn om een zeer begaafd mensenras voort te brengen door generaties lang weloverwogen huwelijken te sluiten.” Hij bedacht een nieuwe naam voor zijn wetenschap: eugenetica. Galton pleitte in 1883 zelfs voor genocide. Hij schreef: “Er is verzet – meestal onredelijk – tegen de geleidelijke uitroeiing van een inferieur ras.” Volgens de scribent werd dit aanvankelijk lauw ontvangen in Europa, maar was het in de VS meteen populair. Amerikaanse genetici wilden hierdoor elke handicap uitroeien. Zo werden vrouwen met een handicap gedwongen gesteriliseerd in de staat Indiana (1907) en daarin gevolgd door dertig andere staten (1931). Rechter Oliver Wendell Holmes schreef: “Het is beter voor de wereld als we, in plaats van te wachten met het executeren van ontaarde nakomelingen wegens criminele daden – of ze te laten verhongeren omdat ze imbecielen zijn – voorkomen dat de ongeschikten hun soort op de wereld blijven brengen.” In 1927 kregen daardoor staten het wettelijke recht om gedwongen sterilisaties uit te voeren.

Hitler

Deze gedachten en uitspraken waren koren op de molen van Adolf Hitler. Hij bewonderde het boek van de zoöloog Madison Grant, The Passing of the Great Race. Eugeneticus Gosney schreef aan Grant: “Het zal u interesseren om te weten dat uw werk een grote rol heeft gespeeld in het vormen van de houding van de intellectuelen die achter Hitler staan.” De scribent geeft in het artikel aan dat, mede door de verschrikkingen van de Holocaust, eugenetica en het sociaaldarwinisme door de wetenschap werden verworpen. Dit ging echter geleidelijk en niet zonder slag of stoot (tot 1967 werden sommige vrouwen in Denemarken nog gedwongen gesteriliseerd). Het is beter dat de evolutietheorie blijft binnen de biologie en niet als ‘universeel zuur’4 wordt toegepast binnen de vakgebieden sociologie en economie. Als de theorie gebruikt (of: misbruikt?) wordt in de handen van ideologen heeft dit verregaande gevolgen voor de mensheid en de aarde. Dat leert ons de geschiedenis van het sociaal darwinisme.

N.a.v.: Lunau, C., 2024, Sociaaldarwinisme verklaarde de armen de oorlog, Wetenschap in Beeld 2024 (5): 40-43.

Voetnoten

Wetenschapsjournalist wil onverkort vasthouden aan het klassieke scheppingsgeloof en schrijft een boek – N.a.v. een interview in het Reformatorisch Dagblad

Eind februari van dit jaar verscheen er een nieuw boek met als titel ‘De werken van Zijn handen’. Het boek is geschreven door wetenschapsjournalist ir. Bart van den Dikkenberg. Hij schrijft veelal voor het Reformatorisch Dagblad. Het is dan ook niet vreemd dat er in dezelfde krant, op 21 februari 2024, een interview met hem verscheen. We willen dit interview hier kort samenvatten.1

Onverkort

Schepping en evolutie, in de zin van Universele Gemeenschappelijke Afstamming, kunnen onmogelijk samengaan. Dat is de stelling die Van den Dikkenberg verdedigt in zijn nieuwe boek. Het begon met de vraag van het deputaatschap onderwijs, opvoeding en catechese van de Gereformeerde Gemeente in Nederland, waar Van den Dikkenberg ouderling is. Het verzoek om te komen tot een brochure groeide uit tot een omvangrijk boek. Het is een vraagstuk dat leeft onder bevindelijk-gereformeerde studenten en iedere generatie probeert opnieuw antwoorden te formuleren op deze vragen. Het is goed om de volgende generatie daarbij te helpen. Door terug te grijpen op publicaties uit het verleden. Van den Dikkenberg wil ‘reformatorische jongeren (…) ondersteunen in de manier waarop ze om moeten gaan met al die meningen die op hen afkomen, bijvoorbeeld op de universiteit’. Hij voegt daaraan toe: “Ik laat zien dat ze rond de evolutietheorie onverkort kunnen vasthouden aan de waarheden die de Bijbel leert.

Strijd

De discussie over schepping of Universele Gemeenschappelijke Afstamming is een blijvertje. Soms laait het in alle hevigheid op, zoals rond het verschijnen van het boek ‘En de aarde bracht voort’ van systematisch theoloog prof. dr. Gijsbert van den Brink. Soms is het nog als een smeulend vuurtje aanwezig, zoals anno 2024. Dat komt volgens Van den Dikkenberg omdat het een aangelegen thema is. Net als dr. ir. Erik van Engelen en anderen maakt Van den Dikkenberg onderscheid tussen micro- en macro-evolutie.2 Volgens de wetenschapsjournalist is het macro-evolutie dat belangrijke kernpunten ondergraaft van het christelijk geloof. Bijvoorbeeld Adam als beeld van God, lijden als gevolg van de zondeval en het bestaan van de staat der rechtheid. Het heeft zelfs consequenties voor de verzoeningsleer. “Deze theïstisch-evolutionistische visie zadelt de Bijbellezer met allerlei problemen op.” “Een theïstisch evolutionist spreekt bijvoorbeeld over een God Die lijden, natuurrampen, ziekte, dood en verderf heeft gebruikt in het evolutionaire scheppingsproces. Maar God heeft de schepping ‘zeer goed’ genoemd. Nu kun je het kwade goed noemen, maar daarmee beroof je God van Zijn eer.

Vastloper

Je loopt hoe dan ook vast. “Theïstische evolutie is in feite de vermenging van twee tegengestelde vormen van geloven: dat heet syncretisme. De Bijbel zegt: Er is een God die alles heeft geschapen. Het seculiere denkpatroon schrijft voor: Er is geen God, evolutie heeft alles gemaakt. Een van beide kan niet kloppen.” Naast theologische bezwaren heeft Van den Dikkenberg ook natuurwetenschappelijke bezwaren. Hij wijst bijvoorbeeld op ‘the cost of evolution’ en Haldane’s dilemma.3 Binnen de naturalistische ‘Big History’ zijn talloze problemen, zoals het ontstaan van het leven. Van den Dikkenberg komt weer terug op het theologische Wil men Universele Gemeenschappelijke Afstamming verwerken in de exegese en zo afstand nemen van een zesdaagse schepping, dan zal men op dezelfde gronden ook bijvoorbeeld de maagdelijke geboorte van de Heere Jezus, de opstandingsgeschiedenis en Zijn hemelvaart ter discussie moeten stellen.4

Alternatief?

Van den Dikkenberg gelooft dat deze aarde 6.000 tot 8.000 jaar oud is. “Net als alle andere gedeelten van Gods Woord zijn ook deze teksten door de Heilige Geest geïnspireerd, ingegeven. We moeten ze letterlijk nemen, want zo worden ze ook gepresenteerd.” We moeten de schepping óók als geschiedenis blijven zien. Van den Dikkenberg verwijst daarvoor naar de argumenten van de Duitse theoloog dr. Walter Hilbrands.5 Hij ‘laat zien dat herhalingen in een Bijbelgedeelte niet automatisch betekenen dat de tekst poëtisch, niet-historisch of figuratief moet worden opgevat. Zo heeft ook het boek Genesis een structuur die vanaf het begin helemaal tot het einde ervan doorloopt.” De taal in Genesis is wel verheven, maar geen poëzie. Dit klassieke scheppingsgeloof moet worden vastgehouden, anders zullen op den duur de kerken (volgens Van den Dikkenberg) leeglopen. We moeten echter de schepping ook niet rationalistisch platslaan. “Hebreeën 11:3 spreekt over geloof: ‘Door het geloof verstaan wij dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit dingen die gezien worden.’ Dat mogen we nooit uit het oog verliezen.

Het boek van ir. Bart van den Dikkenberg is te bestellen via de webshop van ‘De Banier’ (link).

Voetnoten

‘Micro Machines and Molecular Scissors’ – Dr. Joe Deweese sprak voor de livestream van Logos Research Associates

Dr. Joe Deweese is de biochemicus en assistent professor aan het Lipscomb University College of Pharmacy. Hij heeft door de tijd heen veel biochemische publicaties in naturalistisch-wetenschappelijke tijdschriften op zijn naam staan. Vorige week was hij te gast in de livestream van Logos Research Associates om daar te spreken over het intelligente ontwerp van moleculaire machines.

Onder de video staat een uitgebreide beschrijving (in het Engels):

“The unseen world of the cell contains thousands of proteins and enzymes interacting in highly orchestrated and complex ways to carry out the tasks needed to sustain life at the molecular level. Join us as we examine the staggering complexity of these molecular machines that carry out fundamental tasks such as untangling DNA, making proteins, and producing energy.”

Als de creationistische soorten (‘baramins’) overeenkomen met families uit de reguliere taxonomie en de ark geland is in het Midden-Oosten, hoe kan het dat kangoeroes alleen in Australië voorkomen? Waarom komen ook andere families uit de Australidelphia alleen in Australië voor? Hoe zijn ze daar gekomen?

Dit jaar (2020) is Logos Instituut1 begonnen met de rubriek ‘Antwoorden voor sceptici, critici en waarheidszoekers’. Atheïst en bewegingswetenschapper drs. Bart Klink heeft daarna een hele waslijst aan ‘vragen voor welwillende creationisten’ opgesteld.2 Hij deed dat samen met natuurkundige dr. Roel Andringa3, student aardwetenschappen en filosofie Willem Jan Blom4, evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong5 en astronoom dr. Eelco van Kampen6. Het is bijzonder dat zoveel gepromoveerde naturalisten de moeite nemen om te reageren op creationisten en geïnteresseerd zijn in hun antwoorden.7 In deze lijst staat één vraag, vermoedelijk van evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong, over de Australidelphia en hoe deze beesten in Australië zijn gekomen. Omdat de auteur daar afgelopen week nog een artikel over geschreven heeft lijkt het goed om deze vraag mee te nemen.

In het onderstaande korte artikel geven we eerst de vraag weer en reageren op de vraagstelling. Daarna geven we een kort antwoord op de vraag.

De vraag luidt:

Als de creationistische soorten (‘baramins’) overeenkomen met families uit de reguliere taxonomie en de Ark geland is in het Midden-Oosten, hoe kan het dat kangoeroes alleen in Australië voorkomen? Waarom komen ook andere families uit de Australodelphia [sic] alleen in Australië voor? Hoe zijn ze daar gekomen?

Bespreking van de vraag

In de vraagstelling valt op dat er niet verwezen wordt naar een creationistisch artikel dat stelt dat de baramins overeenkomen met families, maar naar een Wikipediapagina waar niets in staat over baraminologie. Krachtiger zou zijn te verwijzen naar creationistische bronnen, bijvoorbeeld een artikel van dr. Todd C. Wood uit 2006 met als titel The current status of baraminology en hier online te vinden.8 Of een artikel van dr. Jean Lightner uit 2018 met als titel The CRS eKINDS research initiative: where we have been and where we are headed from here en hier online terug te vinden.9 Het eerste deel van de vraag is over het algemeen correct, maar niet altijd zoals Lightner terecht aangeeft. Een link naar creationistische literatuur zou verhelderend zijn geweest. Waarom slechts naar naturalistische bronnen verwijzen als het ook anders kan?

De vraagsteller heeft gelijk als zij schrijft dat kangoeroes alleen in Australië voorkomen. Jan Rein de Wit schreef daar in 2017 nog een kort artikel over dat later ook op de website van Logos Instituut verscheen.10 De spelwijze van Australodelphia, door de vraagsteller zo opgeschreven, kan verwarring opleveren met een uitgestorven dolfijnensoort uit het Plioceen, waarvan de fossielen in Antarctica zijn gevonden: Australodelphis mirus.11 We begrijpen echter de bedoeling van de vraagsteller, namelijk de Australische buideldieren (Australidelphia).

Tot gisteren dacht de auteur ook dat leden van de groep Australidelphia alleen in Australië voorkwam. Nadat deze auteur het nieuwste artikel van Willem Jan Blom gelezen heeft over de buideldierachtigen, met hem correspondentie gevoerd heeft en naar aanleiding daarvan zelf kort de literatuur ingedoken is, denkt de auteur daar nu anders over. Leden van de groep Australidelphia komen niet alleen in Australië voor, maar ook in Zuid-Amerika. Het gaat om de monito del monte (Dromiciops gliroides), ook wel de colocolo genoemd. In 2017 schrijven de onderzoekers Schneider en Gurovich het volgende in hun paper in Journal of Anatomy12:

The living monito del monte is more phylogenetically related to Australasian marsupials and is part of Australidelphia (including alle the Australasian marsupial orders and Microbiotheria. This is a clade supported by morphological evidence predominantly from the ankle region, and later by skeletal, cranial and dental evidence, as well as molecular and total evidence phylogenetic analysis combining molecular and morphological data. However, phylogenetic relationships between Dromiciops and other Australasian marsupial clades still remain unresolved.

Zie ook de fylogenetische boom en de biogeografische positie van de monito del monte (Dromiciops) hiernaast.13 Ook het overzichtsartikel van Eldridge et al. laat in tabel 1 zien dat monito del monte tot de Australidelphia behoort.14 De Australidelphia komen daarom kennelijk niet alleen in Australië voor, maar ook in Zuid-Amerika. Dit doet overigens weinig afbreuk aan de vraag, omdat het leeuwendeel van de Australidelphia wél slechts in Australië voorkomt. Hoe komt dat?

Antwoord op de vraag

Creationisten hebben daar nog geen goed antwoord op. Afgelopen week schreef de auteur dat de Australidelphia een groot probleem vormen voor creationisten. Hij stelt heel voorzichtig en sterk hypothetisch een oplossingsrichting voor. Willem Jan Blom heeft daar al weer op gereageerd.15 De auteur komt in het voorjaar met een repliek daarop, maar wil eerst de fossielen overzichtelijk op een rij hebben én heeft bovenal andere prioriteiten. Gisteren verscheen van de hand van ing. Stef Heerema een ander antwoord op de website van Logos Instituut. Het feit dat er verschillende antwoorden worden gegeven, laat zien dat creationisten nog geen consensus hebben rond de vraag hoe de Australidelphia in Australië zijn gekomen. Voor details van de antwoorden verwijzen we graag naar de artikelen van de auteur16 en het artikel van Stef Heerema17 Hoe zijn de Australidelphia in Australië gekomen? Daar is véél meer creationistisch onderzoek voor nodig. De auteur is aangemoedigd om te zoeken rond de hypothetisch voorgestelde paleobiogeografische verspreidingsroute 1 in het vorige artikel van de auteur.17 Er zijn namelijk wel Australidelphia aanwezig in Zuid-Amerika, wat een ‘oversteek’ via Antarctica naturalistisch (maar mogelijk ook creationistisch) waarschijnlijk maakt. Voor meer bewijsmateriaal moeten we opgravingen doen in Antarctica.

Literatuur

  • Eldridge, M.D.B., Beck, R.M.D., Croft, D.A., Travouillon, K.J., Fox, B.J., 2019, An emerging consensus in the evolution, phylogeny, and systematics of marsupials and their fossil relatives (Metatheria), Journal of Mammology 100 (3): 802-837.
  • Fordyce, R.E., Quilty, P.G., Daniels, J., 2002, Australodelphis mirus, a bizarre new toothless ziphiid-like fossil dolphin (Cetacea: Delphinidae) from the Pliocene of Vestfold Hills, East Antarctica, Antarctic Science 14 (1): 37-54.
  • Heerema, S.J., 2020, Letter to editor; The marsupial fossil record is not compelling evidence for a K-Pg Flood boundary, Creation Research Society Quarterly 56 (4): 264-265.
  • Lightner, J.K., Anderson, K., 2018, The CRS eKINDS research initiative: where we have been and where we are headed from here, in: Whitmore, J.H. (Ed.), Proceedings of the Eighth International Conference on Creationism, (Pittsburgh: Creation Science Fellowship), blz. 185-190.
  • Nilsson, M.A., Churakov, G., Sommer, M., Tran, N.V., Zemann, A., Brosius, J., Schmitz, J., 2010, Tracking Marsupial Evolution Using Archaic Genomic Retroposon Insertions, Plos Biology 8 (7): 1-9.
  • Schneider, N.Y., Gurovich, Y., 2017, Morphology and evolution of the oral shield in marsupial neonates including the newborn monito del monte (Dromiciops gliroides, Marsupialia Microbiotheria) pouch young, Journal of Anatomy 231 (1): 59-83.
  • Wood, T.C., 2006, The Current Status of Baraminology, Creation Research Society Quarterly 43 (3): 149-158.
  • Wit, J.R. de, 2017, Hoe overleefden kangoeroes de zondvloed?, Weet 47: 48.

Voetnoten