Welkom op deze website!

Deze website is de thuisbasis van de organisatie Fundamentum. Fundamentum zet zich in op het gebied van geloof en wetenschap, medische ethiek en apologetiek. Eigenaar van de website is Jan van Meerten. De website is ook de landingswebsite van het jaarlijkse congres ‘Bijbel & Wetenschap‘. Deze website bevat informatie over allerhande onderwerpen zoals seksuele gerichtheid, pro-life, wereldgodsdiensten (zoals Islam, Hindoeïsme etc.) en vooral over scheppingsleer, -geloof en -paradigma. In het laatste geval zijn wij voorstander van het klassieke scheppingsgeloof met een zesdaagse schepping, een historische zondeval en om niet meer te noemen een wereldwijde zondvloed. Verder gebruikt Jan van Meerten deze website om eerder door hem geschreven artikelen te bundelen en het onderwerp waarin hij zichzelf aan het specialiseren is uit te werken. Het gaat dan om paleoecologie, paleoklimatologie en paleontologie, meer specifiek de ecosystemen van de dinosauriërs (het zogenoemde Mesozoïcum), nog meer specifiek de zoogdierachtigen en vogelachtigen in deze ecosystemen. Zijn overige artikelen kunnen gelezen worden als (wetenschap)journalistieke stukken. De website bevat ook gastbijdragen van medechristenen. Als laatste is het ook de landingswebsite van de genealogie van het geslacht Van Meerten en Betuwse streekgeschiedenis. U kunt uzelf hier abonneren op de nieuwsbrief. Deze nieuwsbrief verschijnt maandelijks en zal alle onderwerpen behandelen behalve informatie over het geslacht Van Meerten. De nieuwsbrief bevat altijd de mogelijkheid om uzelf af te melden. Van harte welkom op deze website en veel leesplezier! Feedback kan gegeven worden via de pagina ‘hier mag u uw hart luchten‘. Op deze pagina zullen wij zelf niet veel reageren. Op reacties, vragen of stellingen wordt gereageerd in de rubriek ‘Feedback & vragen‘. De feedback kan ook gegeven worden via info@oorsprong.info.

Megazostrodon, een uitgestorven zoogdierachtige (Mammaliaformes) uit het Trias/Jura.
Megazostrodon, een uitgestorven zoogdierachtige (Mammaliaformes) uit het Trias/Jura. Deze foto is genomen in het Natural History Museum in Londen en afkomstig van de internetencyclopedie Wikipedia.

‘The Flood Geology Series’ nu gratis te bekijken op YouTube – Over Mount St. Helens, de ijstijd, de overstroming van Lake Missoula en sporen van het terugtrekkende zondvloedwater

Twee Amerikaanse geleerden, dr. Steven Austin en Michael Oard (MSc.), hebben meegewerkt aan de ‘The Flood Geology Series’. Deze vier Engelstalige video’s werden, en worden nog steeds, verkocht in de webshops van bijvoorbeeld Answers in Genesis (AiG) en Creation Ministries International (CMI). De serie documentaires over geologische verschijnselen is gemaakt door Awesome Science Media. Hieronder volgen de video’s zonder aankondiging of beschrijving. Veel zegen bij het kijken!

Mount St. Helens

The Great Ice Age

The Missoula Flood

The Receding Floodwaters

Kerk en slavernij? (13) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

In dit derde stukje naar aanleiding van de bundel onder redactie van B. de Leede en M. Stoutjesdijk1 worden nog drie bijdragen besproken. Aan het eind van dit derde stukje zal een algemene conclusie worden getrokken.

G. Mak

Dr. G. Mak is hoogleraar politieke geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Zij beschrijft de zending van de Utrechtse Zendingsvereniging, die tot het reveil wordt gerekend, in Nieuw-Guinea. De zendelingen hadden hulp nodig bij het oprichten van hun zendingspost en kochten daar slaven voor, meestal kinderen. Die werden als bedienden ingezet. De zendelingen kregen geen voet aan de grond. Later ging het beter na de bestrijding van een pokkenepidemie. Het aankopen en dus handelen in slaven leidde tot hevige discussie in Nederland.

M. Stoutjesdijk

Dr. M. Stoutjesdijk is historicus en mederedacteur van de besproken bundel. Hij gaat in op de ‘vloek van Cham’ uit Gen. 9:21-27. De vloek van Cham2 is door de medicus en Drentse predikant Johan Picardt (1600-1670) in verband gebracht met slavernij. De enige navolgers van de visie van Picardt die werden gevonden, waren de van oorsprong slaafgemaakte Jacobus Capitein (1717-1747) en de Zeeuwse predikant Mattheus Gargon (1661-1728). Opgemerkt wordt dat Picardt wel meer ongebruikelijke verklaringen voor groepen mensen geeft. Stoutjesdijk noemt niet de Utrechtse scriptie van M.M. ten Oever.3

D.L. Noorlander

D.L. Noorlander, PhD, is assistent-hoogleraar aan de State University of New York at Oneonta. Hij biedt een nabeschouwing op de artikelen van de bundel. Zo stelt hij dat de van afkomst slaafgemaakte predikant J. Capitein een gebrek aan handelingsmogelijkheden had. Dat betekent dat Capitein niet de mogelijkheden had zoals tegenwoordig, dat hij kon zeggen wat hij wilde. Hij spreekt ook van complexiteit, verdeeldheid en verschil binnen één en dezelfde kerk. Ook constateert hij een beperkte vorm van kerk zijn van de koloniale kerk. Via de classicale deputaten ziet hij samenwerking van kerk en West-Indische Compagnie (WIC) en Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Als er al tegenstemmen tegen slavernij in de kerk waren, dan waren dat fluisterstemmen. De kerk was een kerk van slavenhouders. Predikanten hadden namelijk slaven in dienst als bedienden. Er was zelfs een predikant die meerdere slaven hield en aan koloniale handel deelnam.

Iets over de verhouding kerk – staat in de Nederlanden

De WIC functioneerde van 1621-1674 en van 1675-1792, de VOC van 1602-1792. De Nederlandse gereformeerde kerk, als geestelijke organisatie, is gevormd ‘onder het Kruis’, onder een vijandelijke overheid. Die kerk organiseerde zich naar Frans gereformeerd model, zoals blijkt uit de acta van synoden vanaf Emden 1571. De overheid heeft nooit een kerkorde goedgekeurd. De door de Staten- Generaal als landvoogd aangestelde Engelse graaf Leicester approbeerde de kerkorde van Den Haag 1586, maar de Staten negeerden dat na diens vertrek. Door de Unie van Utrecht 1579 was de kerk gewestelijk georganiseerd in zeven gewestelijke kerken met elk hun kerkorde. Op de bekende synode van Dordrecht 1618-1619 was een grote overheidsdelegatie aanwezig.4 De Dordtse kerkorde werd wel door de synode aanvaard, maar nooit goedgekeurd door de Staten-Generaal wegens tegenstand uit de gewesten. Dit was met name over de rechten samenhangend met de eigendom en ook de mate van invloed van de overheid in de kerk. De gereformeerde kerk was door het publieke recht toegelaten tot het publieke domein. De gereformeerde kerk was dus de publieke kerk. De overheid had veel te zeggen over en in die kerk.5 De kerk wilde zichzelf regeren, maar dat stond de overheid niet toe. De overheid volgde de visie van Hugo de Groot (1583-1647) die de staat boven de kerk stelde.6 De overheid had zeggenschap in de benoeming van ambtsdragers en mocht afgevaardigden naar kerkelijke vergaderingen sturen. Kritiek op de overheid vanaf de kansel of in geschriften was slechts voorbehouden aan enkelen zoals G. Voetius (1589-1676) die met zijn visie tegen slavernij grote invloed had. Opgemerkt wordt nog dat in de Nederlanden geen slavernij was. Het moge duidelijk zijn dat er voortdurend spanning was in de relatie kerk – staat.

Iets over de verhouding koloniale kerk – staat

De WIC en de VOC waren niet alleen handelsonderneming, zij waren tegelijkertijd ook de staat in de gebieden waar zij werkzaam waren. De combinatie handelsonderneming-staat handelde in allerlei waren, waaronder producten die door slaven waren geproduceerd, en hield zich ook met de handel in slaven bezig. WIC en VOC vertegenwoordigden dus het publieke gezag. Binnen hun organisatie was behoefte aan geestelijke verzorging. Die kon alleen maar komen vanuit de publieke kerk, de gereformeerde kerk in de Nederlanden. De classes in Nederland vanwaar handel werd gedreven voor WIC en VOC, die van Walcheren en Amsterdam, lieten na onderzoek kandidaten toe tot het ambt van predikant of de bediening van ziekentrooster. De WIC en VOC namen de nodige geestelijke verzorgers in dienst en zorgden in materieel opzicht voor hen. De predikanten en ziekentroosters werkten vaak als eenling op schepen, in forten en koloniale vestigingen. Meestal bestond hun gehoor uit zeelui, soldaten en compagniemedewerkers, soms was er een gemeente georganiseerd. Het kerkelijk leven week aanzienlijk af van wat in de Nederlanden gebruikelijk was. Zo was er relatief weinig bediening van het Heilig Avondmaal. Predikanten en ziekentroosters stonden onder het directe gezag van bestuurders van WIC en VOC. Voor zover men van kerk of gemeente kan spreken, stond ook die onder het directe gezag van de regeerders van WIC en VOC. De deputaten van de betrokken classes hielden contact met ziekentroosters, predikanten, kerken of gemeenten op schepen, forten of koloniale vestigingen, maar ook met WIC, VOC en admiraliteiten. Dit verliep moeizaam door de grote afstanden.

Het is duidelijk dat geestelijke verzorgers, koloniale kerken of gemeenten door hun positie structureel met WIC en VOC verbonden waren. Men kan dat de geestelijke verzorgers, koloniale gemeenten of kerken niet verwijten. Het was een bij voorbaat onontkoombaar en vaststaand feit. Dit essentiële punt is in genoemde bundel ten onrechte niet gehonoreerd.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten

Arnoldus Buchellius heeft drie rouwborden van het gezin Gerrit Soudenbalch en Barbara van Abcoude van Meerten vereeuwigd in zijn ‘Monumenta’

Arnoldus Buchellius (of: Aernout van Buchel) is langs geweest bij verschillende kerken en heeft daar onder andere rouwborden nagetekend. Deze heeft hij gepubliceerd in zijn ‘Monumenta passim in templis ac monsteriis Trajectinae urbis atque agri inventa’. Het boek is door Het Utrechts Archief ingescand en getranscribeerd. Omdat het vooral in het Latijn geschreven is, heeft de archivaris ook voor een Nederlandse vertaling gezorgd. Daar maak ik hieronder, met dank aan Het Utrechts Archief, gebruik van. De tekeningen van de wapens zijn te vinden op scan 118 van ‘Monumenta’ 1

Pieter Jansz. Saenredam schildert in 1663 de Mariakerk (rechts) te Utrecht. Op de achtergrond is de Domkerk te zien. Bron: Wikipedia.

Gerrit XVI Soudenbalch (of: Zoudenbalch) was van 1567 tot en met 1599 Heer van Urck en Emmeloort. Na zijn dood volgde zijn vrouw Barbara van Abcoude van Meerten hem op als vrouwe van Urck en Emmeloort, van 1601 tot en met 1614.2 Het echtpaar werd begraven in de al gesloopte Mariakerk3, in de grafkapel van de Soudenbalchen.4 Aan de muren van deze grafkapel hingen daarom drie rouwborden: één van Gerrit, één van Barbara en één van hun zoon Johan. De Mariakerk (zie plaatje hierboven) werd in de eerste helft van de negentiende eeuw stap voor stap afgebroken. Wat nu nog rest is de oude kloostergang. Gelukkig zijn dankzij, het werk van Buchell, de wapens op de rouwborden bewaard gebleven. Wat er met de rouwborden en de graven zelf is gebeurd, dat is mij (nog) niet bekend.

Latijnse tekst

De Latijnse tekst van Buchellius luidt als volgt:

“Ad parietem in tabulis suspensis sequential insignia spectator:

Contra superiora insignia ad inferiorem sacelli partem pendent VIII scuta tam paterna quam maternal Jan Soudenbalchii filii Gerardi dni de Urck qui ante parentes obijt.”

Vertaling

Voor deze vertaling heb ik gebruik gemaakt van de vertaling door Het Utrechts Archief:

“Aan de muur, op de borden die daar hangen, staan deze wapens:

Tegenover de hoger hangende wapens, in het benedendeel van de kapel, hangen de acht wapens, zowel van vaders- als moederskant, van Jan Soudenbalch, zoon van Gerrit, heer van Urk, die eerder dan zijn ouders stierf.”

Gerrit Soudenbalch

We zien op het rouwbord van Gerrit de volgende wapens. Links: Soudenbalch, Van Brienen, Van Zuijlen Natewish en Van Kershoff. Rechts: Van den Boetzelaer, Van Arkel, De Mol, en Van Broeckhuijsen. Al komt de laatste niet overeen met het familiewapen Van Broeckhuijsen.5 Genealogisch zit het als volgt. Gerrit was een zoon van Johan Soudenbalch en Johanna van den Boetzelaer. Vader Johan was een zoon van Evert Soudenbalch en Maria van Brienen. Moeder Johanna was een dochter van Rutger van den Boetzelaer en Bertha van Arkel. Opa Evert was een zoon van Gerrit Soudenbalch en Geertruid van Zuijlen van Natewish. Opa Rutger was een zoon van Wessel van den Boetzelaer en Josina de Mol. Oma Bertha was een dochter van Walravina van Broeckhuijsen.6

Barbara van Abcoude van Meerten

Het rouwbord van Barbara is korter dan die van haar man Gerrit. We zien dat het hier om Barbara gaat door de twee halve wapens in één schild. Links Soudenbalch en rechts Van Abcoude van Meerten. Aan de linkerkant staan de wapens: Soudenbalch en Van den Boetzelaer. Aan de rechterkant staan de wapens: Van Abcoude van Meerten en Lalaing. Genealogisch zit het als volgt. Gerrit was een zoon van Johan Soudenbalch en Johanna van den Boetzelaer. Barbara was een dochter van Anthonius van Abcoude van Meerten en Anna Lalaing.

Johan Soudenbalch

Het rouwbord van de zoon van het bovengenoemde echtpaar, die op vierentwintig jarige leeftijd overleed, geeft weer acht kwartieren. We zien links de wapens: Soudenbalch, Van den Boetselaer, Van Brienen en Van Arkel. We zien rechts de wapens: Van Abcoude van Meerten, Lalaing, Van Montfoort en Van Luxemburg Fiennes. Genealogisch zit het als volgt. Johan was een zoon van Gerrit Soudenbalch en Barbara van Abcoude van Meerten. Vader Gerrit was een zoon van Johan Soudenbalch en Johanna van den Boetzelaer. Moeder Barbara was een dochter van Anthonius van Abcoude van Meerten en Anna Lalaing. Opa Johan was een zoon van Evert Soudenbalch en Maria van Brienen. Oma Johanna was een dochter van Rutger van den Boetzelaer en Bertha van Arkel. Opa Anthonius was een zoon van Johan van Abcoude van Meerten en Mechteld van Montfoort. Oma Anna was een dochter van Charles Lalaing en Jacqueline van Luxemburg Fiennes.

Voetnoten

De apostel Paulus op de Areopagus en het evolutiedenken

De apostel Paulus ontdekte dat de Griekse wereld vol van het evolutiedenken was, de heidense leer betreffende de oorsprong der dingen. Een dergelijke wereld kende allerlei vooroordelen tegen het hart van het Evangelie: de dood en de opstanding van Jezus Christus. Voor veel Grieken, die hun leven op het geloof in de evolutie bouwden, was er eenvoudig geen leven ná het huidige bestaan. Plezier, zintuiglijke genoegens en materialisme was het enige dat van belang was; dat waren de afgoden in hun leven.

Geïdealiseerde reconstructie van de Areopagus (voor) en de Akropolis (achter) door Leo von Klenze in 1846. Bron: Wikipedia.

Het evolutiedenken in het Epicurisme beheerste het wereldbeeld van de Grieken

De diverse Griekse filosofieën in die dagen beschouwden de prediking van het kruis van Christus als dwaasheid (1 Kor. 1:18,23). Het Epicurisme leerde dat de wereld in een regen van atomen begon, waarvan sommige, door puur toeval, door een kleine beweging met andere in botsing kwamen. Deze botsingen veroorzaakten weer andere botsingen, totdat uiteindelijk door deze bewegingen het huidige heelal tot stand kwam. De kosmologie van het Epicurisme is dezelfde als die van de moderne materialistische filosofie. In een dergelijke wereld van chaos zou er noch doel, noch ontwerp kunnen zijn. Daarom was het ‘goede’ ook niet definitief of absoluut. Epicurus, de stichter van deze filosofie, zag genieten als het hoogst mogelijke goed, dat hij definieerde als de afwezigheid van pijn. Hij drong aan op de keus van die genoegens, die het individu de meest volledige bevrediging zouden bieden. Klinkt ons dit niet bekend in de oren? Het is het overheersende thema in het huidige onderwijssysteem. Dit de reden waarom wij vandaag de dag met zoveel problemen te maken hebben.
Als onthouding van bepaalde genoegens uiteindelijk een grotere bevrediging zou geven, leerden deze Grieken inderdaad onthouding. Maar slechts weinigen hadden een dergelijke wilskracht in een immorele en heidense omgeving, die gebaseerd was op evolutionaire uitgangspunten en die het genieten tot het belangrijkste doel van het leven maakte. Epicurisme was ten diepste antireligieus, want in een wereld die voortkomt uit materie en toeval is een Schepper niet noodzakelijk. Daarom schoof het elke gedachte aan zonde, of het afleggen van verantwoording in een uiteindelijk oordeel, opzij. Epicurisme gebaseerd op evolutiedenken leidde tot afgoderij en immoraliteit in de heidense Griekse cultuur.

Een andere Griekse filosofie, die de proclamatie van het kruis van Christus als dwaasheid zag, was het Stoïcisme. Deze filosofische school werd gesticht door Zeno (340-265 voor Christus), die niet in een persoonlijke God geloofde. Hij leerde dat het heelal een rationeel geordend geheel vormde, dat werd beheerst door een absolute rede of een goddelijke wil die erin woonachtig was. Het wereldgebeuren wordt dus niet bepaald door toeval, maar door een hoger doel. Stoïcisme leidde tot onderwerping aan de rede (het verstand, het intellect), en de rede werd het hoogste goed. Het persoonlijk gevoel is onbelangrijk of zelfs schadelijk, omdat het ertoe neigt de rationele oplossing van menselijke problemen aan het wankelen te brengen. Perfecte zelfbeheersing, onverschillig voor sentimentele overwegingen, was het grote doel van deze filosofie. De houding die daaruit voortkwam, gaf ons de moderne betekenis van de term stoïcijns. Stoïcijnen geloofden dat de natuur was zoals die moest zijn, en dat alles wat plaatsvond werd geregeld door middel van de Voorzienigheid. Er was geen ruimte om het proces te wijzigen, of van koers te veranderen. Het heelal was er om geaccepteerd te worden, niet om het te veranderen. Deze fatalistische houding bracht zelfbeheersing bij en bevorderde een tamelijk hoogstaande ethiek. Het Stoïcijnse credo, hoe positief ook, hield echter geen rekening met de vrije wil of het bestaan van kwaad. Deze opvatting sloot iedere gedachte van hervorming, of van verandering in de bestaande orde der dingen, buiten. Voor de Stoïcijn was er geen persoonlijke relatie met God. Als de natuur alle mensen onpartijdig behandelde, zou zij uiteindelijk voor niemand een bepaalde voorkeur hebben. Het Epicurisme was populairder dan het Stoïcisme, omdat het appelleerde aan de verdorven aard van de natuurlijke mens.

Paulus daagde de intellectuelen van Athene uit met zijn boodschap over de schepping en het komende oordeel

Tijdens de tweede zendingsreis sprak Paulus met mensen in de stad Athene, die deze twee verschillende filosofieën aanhingen: “En ook sommigen van de Epicureïsche en Stoïcijnse wijsgeren redetwistten met hem, en sommigen zeiden: Wat wil deze naprater toch zeggen? En anderen: Hij schijnt een verkondiger van vreemde goden te zijn, – omdat hij hun Jezus en de opstanding verkondigde” (Hand. 17:18). De eerste vraag werd gesteld door Epicureeërs en de tweede door Stoïcijnen. Paulus’ geest werd in hem geprikkeld, toen hij zag hoe de stad Athene zich geheel had overgegeven aan afgoderij (Hand. 17:16).

Paulus probeerde de mensen in deze stad met het Evangelie van Jezus Christus te bereiken: de Joden, en de godsdienstige of godvrezende personen die zich vanuit de heidenen tot het Jodendom hadden bekeerd, en ook hen die hij dagelijks ontmoette op de markt in Athene (Hand. 17:17). Ten slotte brachten de Epicureeërs en Stoïcijnen Paulus op de Areopagus (of: de heuvel van Mars), om de Atheense filosofen van toen toe te spreken (Hand. 17:19-21). In Handelingen 17:22-31 bracht Paulus de mensen van Athene het Evangelie, terwijl hij daarbij de schepping als uitgangspunt nam. Dit is een samenvatting van zijn preek:

  1. De mensen van Athene waren zo godsdienstig dat zij zelfs een altaar hadden gemaakt dat was gewijd aan ‘een onbekende God’ (Hand. 17:22-23).
  2. Deze ‘onbekende God’ is echter de Heer, de Schepper van hemel en aarde. Als Schepper heeft Hij geen tempels of standbeelden nodig, maar Hij geeft Zelf leven, adem en alle dingen aan de mens (Hand. 17:24-25).
  3. Deze Schepper-God heeft alle mensen uit één bloed gemaakt, en ons natuurlijke godsbesef vereist dat wij Hem met heel ons hart zouden zoeken (Hand. 17:26-27).
  4. De Schepper, die geen afgod is van goud, zilver of steen, geeft leven aan de mens en maakt de mensheid tot Zijn geslacht, zoals ook enige Griekse dichters zeiden (Hand. 17:2829).
  5. Deze Schepper-God, die geduldig is geweest met de mens in het verleden, beveelt nu dat alle mensen overal zich moeten bekeren, omdat Hij een definitieve oordeelsdag heeft bepaald om de mensen in gerechtigheid te oordelen (Hand. 17:30-31).
  6. Het is zeker dat deze oordeeldag zal plaatshebben, want de Rechter – Jezus Christus – is door God opgewekt uit de doden (Hand. 17:31).

Toen Paulus de opstanding noemde, onderbraken de Atheense filosofen hem: “En toen zij van een opstanding van doden hoorden, spotten sommigen” (zoals ook de meeste evolutionisten het Jodendom en het Christendom bespotten), maar de Stoïcijnen wilden het onderwerp heroverwegen.

Paulus’ benadering om het Evangelie te prediken aan de hand van het scheppingsdenken, was ‘succesvol’ in een door evolutiedenken gedomineerde omgeving

Paulus’ benadering om het Evangelie te brengen en daarbij de schepping te beklemtonen werkte heel goed:

  1. Hij kreeg spot van de kant van de Epicureeërs/ de evolutionisten.
  2. Hij kreeg heroverweging van het Evangelie door de Stoïcijnen, en
  3. Hij kreeg bekeerlingen van beide groepen, juist door vanuit het gezichtspunt van de schepping het Evangelie te prediken: “Sommige mannen echter sloten zich bij hem aan en geloofden, onder wie ook Dionysius de Areopagiet, en een vrouw genaamd Damaris, en anderen met hen” (Hand. 17:34).

Zo is evangelieverkondiging aan de hand van de schepping nuttig in een wereld die door het evolutiedenken wordt beheerst. Deze benadering doet een beroep op het godsbesef van de mens. God is de Schepper, maar tevens de Rechter. Creationisme brengt met zich mee dat er ook een laatste oordeel is, en het richt zich tot het geweten van de mens, zodat hij zijn behoefte aan redding inziet. Deze methode opent de deur om het kruis van Christus en Zijn opstanding te verkondigen.

De wijze waarop Paulus het Evangelie heeft gebracht op de Areopagus is een voorbeeld voor ons in deze tijd. Het toont de dringende behoefte om de Bijbelse gegevens serieus te nemen en de nauwkeurigheid van de Schrift, wat betreft de schepping en de geschiedenis, te gebruiken als hulpmiddel bij ons getuigenis. Dit zal in de komende jaren nog veel belangrijker worden, aangezien het evolutiedenken onze maatschappij blijft infiltreren

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Rechtstreeks. De volledige bronvermelding luidt: Blosser, O., 2007, De apostel Paulus op de Areopagus en het evolutiedenken, Rechtstreeks 4 (6): 8-9.

Top-10 van meest bekeken video’s van het YouTube-kanaal FundamentumNL (tweede editie)

Sinds de start van Fundamentum, een kleinschalige organisatie op het gebied ‘geloof en wetenschap’, hebben we een eigen videokanaal op YouTube.1 We delen via dit kanaal de video’s van de georganiseerde activiteiten van Fundamentum. Vorig jaar, om deze tijd, hebben we ook een overzicht gedeeld.2 Nu een tweede overzicht en een top-10. Ondertussen staan er 34 video’s op en heeft het kanaal 83 abonnees. Welke video’s zijn het meest bekeken?

  1. 11. Dr. Marcus Ross – Of Mosasaurs and Meteors: Life and death in Noah’s Flood (met 875 weergaven).
  2. 6. Dr. Peter Borger – Terug naar de oorsprong: over baranomen en soortvorming (met 482 weergaven).
  3. 1. Jan van Meerten – Opening congres ‘Bijbel & Wetenschap’ (met 339 weergaven).
  4. 4. Carel de Lange (MSc.) – Intelligent Design: Is het wetenschappelijk? (met 320 weergaven).
  5. Opname Boekpresentatie ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht’ op 30 maart 2023 (met 243 weergaven).
  6. 10. Paul Garner (MSc.) – Dinosaurs: new insights from creationist research (met 222 weergaven).
  7. 5. Dr. ir. Erik van Engelen – Fine-tuning in de biologie: een peer-reviewed paper vóór ID (met 189 weergaven).
  8. 10. Dr. Matthew McLain – Synapsids and the evolution of mammals, a different view (met 186 weergaven).
  9. 9. Dr. Todd Wood – A creationist biosystematic method: The current status of baraminology en 7. Dr. ing. Bea Zoer – Van foetus naar pasgeborene: een verwonderlijke overgang (met 160 weergaven).
  10. 2. Drs. Marco de Wilde – Het onfeilbare (inerrant) Woord. (met 109 weergaven).

Voetnoten

‘Pulsating hormones: The Drumbeats of Life’ – Presentatie dr. Tim Wells terug te kijken via zijn YouTube-kanaal

Eind vorige maand lieten we via onze website weten dat dr. Tim Wells zijn tweede presentatie gaf voor de livestream van Creation Ministries International (CMI).1 De presentatie had als titel ‘Pulsating hormones: The Drumbeats of Life‘. Deze week heeft dr. Tim Wells de opnames van de presentatie gedeeld via zijn YouTube-kanaal. Bekijk de video hieronder. Het is bemoedigend dat experts vertellen over hun eigen vakgebied, en dit doen vanuit het perspectief van het klassieke scheppingsgeloof en Intelligent Design. Deze lezing is bemoedigend voor christelijke medische studenten en academici, vooral op het gebied van de endocrinologie.2

Het insluiten van de video lukt niet, maar hier is de link: https://www.youtube.com/watch?v=GdNXgoJC8p4

Voetnoten

Tortelende communicatie

Tortelen betekent verliefd communiceren. Op de foto ziet u een paar Houtduiven, mij in de gaten houdend vanaf een bemoste tak. De Houtduif is de grootste duif van ons land. De adulte vogels hebben een opvallend witte plek in de nek. Ze doen wat lompig aan daar ze bij het opvliegen kabaal maken. Dit komt doordat de vleugels boven en onder het lichaam tegen elkaar klappen.

De houtduif kan vrijwel het hele jaar tot broeden komen. Maar samen optrekken, eieren uitbroeden en jongen grootbrengen gaat niet vanzelf. Onderlinge afstemming is heel belangrijk. Geldt ook voor ons mensen. Lichaamstaal (of non-verbale communicatie) is de taal die we spreken met ons lichaam. Wij communiceren onbewust en bewust via dat wat we zonder woorden met ons lichaam – ik spreek niet van wijf, dus ook niet van lijf – doen. Het effect van communicatie wordt voor 55% bepaald door lichaamstaal en 38% door de stemintonatie. Slechts 7% door onze woorden.

Ik vind het sneu als ik een stel zie waarvan de een gebiologeerd achter een mobiel loopt en de ander niet. Wie staat er dan nummer één?! Of je ziet iemand mobielerend achter een kinderwagen stappen. Vergeet toch niet regelmatig te tortelen met je kleine. Is zo goed voor de hersenontwikkeling! Mensen die goed communiceren hebben geen oog voor hun mobiel maar voor elkaar. Laat mobieltjes toch geen bron van miscommunicatie zijn. Helaas verstoorde ik de tortelende communicatie van het fotopaar: al vrij snel vlogen ze vleugel klappend weg. Maar wel samen!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Tortelende communicatie, Het GemeenteNieuws 23 (16): 7.

‘Dinosaur Biogeography’ – Rond de presentatie van dr. Marc Surtees (ICC), een drieluik

Vorig jaar presenteerde zoöloog dr. Marc Surtees uit Schotland een abstract op de ‘Ninth International Conference on Creationism‘ (ICC). Zijn presentatie ging over paleobiogeografie van de dinosauriërs.1 Dr. Surtees gaat er van uit dat de gevonden dinosauriërs uit het Mesozoïcum van ná de zondvloed dateren. Zij spreidden zich vanaf de ark van Noach uit over de aarde. We willen deze visie van dr. Surtees (in de woorden van deze zoöloog) uitwerken in een drieluik. Het eerste deel en tweede deel van dit drieluik omvatten twee presentaties van dr. Surtees. Het derde deel is een samenvatting van de abstract en lezing van dr. Surtees op de ICC (met behulp van zijn PowerPoint die hij ons toestuurde). Het doel van dit drieluik is om studenten en academici te stimuleren tot een soortgelijke deelname (of zelfs met een paper) aan de tiende ICC (vermoedelijk 2028 DV) en een lans te breken voor andere zondvloedmodellen. Vandaag deel één: ‘Dinosaur Biogeography‘.

Voetnoten

‘Ingen, een dorp zonder Heer’ – Joke Honders schrijft over dit Betuwse dorp

Ingen, een dorp met ruim 2000 inwoners in de Gemeente Buren. Over de geschiedenis van dit dorp heeft Joke Honders rond de eeuwwisseling geschreven. ‘Ingen: Een dorp zonder Heer’ zo luidt de brochure, die vanwege de omvang in twee afzonderlijke deeltjes verschenen is. Het gaat over de bijzondere gebouwen, percelen en straatnamen van het dorp. Ook veel inwoners komen er langs. Al sinds de late Middeleeuwen wonen er individuen uit het geslacht Van Meerten in het dorp. We kijken naar wat Honders hierover te zeggen heeft.1

Ingen

Honders geeft aan dat Ingen, de meervoudsvorm is van ‘ing’ of ‘eng’. Dit zijn eerst ontgonnen landerijen die meestal erg vruchtbaar zijn. Het gaat om ‘een bepaalde streek van hoger gelegen akkers’. We komen de kerk van Ingen voor het eerst tegen in een oorkonde uit 1248. “Het patronaatsrecht over deze kerk wordt dan aan het hospitaal van St. Jan en St. Catharina te Utrecht geschonken door een zekere Alard, heer van Buren.” Ook wordt de kerk genoemd op een, uit 1395 stammende, kerklijst van de domfabriek te Utrecht. Ingen is bekend geworden door de Commanderie van St. Jan. Ingen is nooit een heerlijkheid geweest, wel noemden twee families zich ‘heer van Ingen’ of ‘tot Ingen’: Van Eck tot Ingen en Van Meerten tot Ingen. Volgens Honders ontleenden zij deze naam aan hun grondbezit rond het dorp (pagina 7 en 8). We kunnen dus, met Honders stellen, dat Ingen nooit heren heeft gehad. Over de Commanderie van St. Jan wordt een heel hoofdstuk geschreven (pagina 9 tot en met 14). Honders: “Ze behoorde tot de gelijknamige kloosterorde, die ook wel de Johanniterorde of de Maltezerorde genoemd werd. De orde vond zijn oorsprong in de tijd van de kruistochten.” Achter de Commanderie liep een weg, die in vroeger tijden de Heilige Weg genoemd werd. “Deze weg werd gevolgd tijdens processies of kerkelijke omgangen.” De weg startte bij Huize Blijwerven (waarover hieronder meer) en kwam uit tegenover de Verhuizensestraat. Op een oude kaart uit 1660 is deze weg nog steeds te zien.

De kerk

Voor de genealogie Van Meerten is de kerk van Ingen belangrijk, omdat er verschillende grafzerken te vinden zijn en er in het verleden ook diverse rouwborden hebben gehangen van individuen die verbonden waren aan het geslacht Van Meerten. De kerk is ook gezichtsbepalend voor het dorp, en daarom besteedt Honders een hoofdstuk aan de St. Lambertuskerk. Hij is gewijd aan Lambertus, bisschop van Tongeren. Lambertus werkte samen met Willibrord, maar werd in 705 bij Luik vermoord. Door Honders worden er allerlei wetenswaardigheden over de kerk verteld.2 In de kerk bevinden zich, volgens Honders, zes grafzerken. Drie daarvan kunnen zeker verbonden worden aan het geslacht Van Meerten. De bekendste is de grafzerk van Derick van Meerten (overleden op 20 december 1568) en zijn huisvrouw Bertha van Eck (overleden op 7 september 1531).3 Als tweede wordt door Joke Honders ‘een grote zerk zonder jaartal of naam’ genoemd. Deze zerk heeft wel ‘twee grote wapenschilden’ en ‘men denkt hier van doen te hebben met een zuster van Johanna van Meerten’. Onlangs publiceerde ik een artikel in ‘De Baron’ waaruit blijkt dat dit inderdaad klopt. De grafzerk is van Heijmerick van Bemmel en Anna van Meerten.4 De derde zerk die verbonden kan worden met het geslacht Van Meerten is die van Bartholomeus van Eck (overleden op 22 september 1541) en Katrijn van Meerten (overleden op 26 maart 1534).5 De overige grafzerken zijn van (1) Bert van Hattem (overleden op 1 januari 1534) en Jutta van Wijck (overleden in 1521), (2) Bart van Hattem (overleden op 21 november 1624), en (3) Jan van Eck (overleden op 17 september 1522) en Alof (?) (overleden in 1560). Ik vermoed, maar heb de steen nog niet gezien, dat het hier gaat de vader van, de hierboven genoemde, Bartholomeus. De huisvrouw van Jan is dan geen Alof maar Aleid (van Meeckeren). Aleid moet dan overigens wel stokoud geworden zijn, of het jaartal is verkeerd weergegeven.6 Honders schrijft ook over de rouwborden en geeft aan dat er vroeger meer van die borden in de kerk gehangen hebben. Ze vertelt dat deze borden door de Franse troepen vernield zijn. Daarover later, als de Heere het geeft, meer.

De bekende Franeker professor Bernadinus de Moor is een tijdje predikant geweest in deze Nederduitsche Gereformeerde Gemeente (namelijk van 1731-1734). In 1744 is hij benoemd te Franeker tot professor in de godgeleerdheid. Hij werd in 1745 ook hoogleraar te Leiden. In 1780 is hij overleden te Gouda.

Ingen, een dorp in de Betuwe. Tekening van Jacobus Stellingwerff anno 1625. Bron: Gelders Archief.

Huize Blijwerve

Na een boeiende bespreking van het Ingense Kasteel Geldersweert volgt een kort hoofdstuk over ‘Huize Blijwerve’. Dit huis behoorde ooit toe aan het geslacht Van Meerten. Honders vermoedt dat dit huis ‘onder een andere naam, het oude kasteel van Ingen geweest’ is. Dirck van Meerten, zie hierboven, was volgens haar waarschijnlijk de heer van dit kasteel (landhuis) geweest. ‘Huize Blijwerve’ komt in handen van dochter Maria van Meerten, die trouwde met Gijsbert de Cock van Delwijnen. Na het overlijden van Maria wordt hun dochter, Geertruida de Cock van Delwijnen, meesteres. Zij trouwde met Johan van Goltsteijn tot Brandsenburg.7 Honders vervolgt de geschiedenis van de eigenaren van het huis. Op dit moment is, in een ‘nieuw’ gebouwd huis, op het terrein de Camping Blijwerven gevestigd.8 De auteur geeft aan dat het oude huis Blijwerven niet op de huidige locatie stond, ‘maar op de plaats waar de koelcel van de heer Evert van Beekhof stond en dat nu rekreatiezaal [sic] voor de camping is’. Op bladzijde 28 van het tweede deel geeft Honders aan dat er vanaf het ’s Gravenkampje (tegenover Huize Blijwerve) ‘vroeger ook een pad of weg’ liep ‘die helemaal op de Brenk uitkwam’.

Overstromingen

In de Betuwe hebben veel dijkdoorbraken en daaropvolgende overstromingen plaats gehad. Honders verwijst naar het gat (een kolk) tussen Vredenburg en Rustenburg. Dit gat herinnert aan de overstroming van 1855. Het water stond zeer hoog en door ijsgang ontstond er een gat in de dijk. Zo ontstond ‘De Kolk’, een gat dat op sommige plekken wel 18 meter diep is. Ook bij Lienden en Maurik brak de dijk door. Koning Willem de I ‘kwam in Ingen de schade in hoogsteigen persoon in ogenschouw nemen’. Honders vertelt er nog twee smeuïge verhalen over (bladzijde 45 tot en met 47. In het korte hoofdstuk ‘De bewoners rond 1830’ wordt dakdekker Jan van Meerten genoemd. Mogelijk is mandenmaker Seger van Ingen ook nog een zoon van (aangetrouwde) familie.

Jufferenhofstad

In het tweede deel van ‘Ingen: een dorp zonder Heer’ gaat Joke Honders verder op de gebouwen in. Op bladzijde 10 bespreekt ze de zogenoemde Jufferenhofstad. Ze geeft aan dat er in 1693 sprake is van een boomgaard aan ’t Vrouwenhuis ten zuiden van de Heiligeweg. Ze vraagt zich af of dit hetzelfde is als de Jufferenhofstad. Het zou ook kunnen gaan om een huis dat vlak bij ligt. Honders geeft aan dat ze de naam Jufferenhofstad voor het eerst tegen komt bij een verponding van 1650. Bertha van Bemmel blijkt de eigenares te zijn.9 Honders schrijft: “De familie Van Bemmel had in die tijd nogal wat bezittingen in Ingen. Er is ook sprake van een raadsheer Van Bemmel. Een perceelsnaam, aan de dijk gelegen, De Bemmel, herinnert nog aan deze familie. Eind 1600 komen ook de perceelsnamen Bemmelsland en Bemmelsweert voor.10

Hendrik van Meerten

Op bladzijde 36 van het tweede deel wordt aangegeven dat er in 1770 nog een smid in het dorp was: Hendrik van Meerten. Hij was gehuwd met Adriaantje van de Peppel. Honders geeft aan dat zij niet goed weet waar de smederij stond.11 De geraadpleegde bronnen voor beide deeltjes worden weergegeven op bladzijde 48 van het tweede deeltje. Voor het geslacht Van Meerten waardevolle informatie uit die bronnen hoop ik, als de Heere het geeft, op deze website nog eens te delen.

Voetnoten

Alleen God bestaat zonder meer – Dr. P. de Vries over het Godsbestaan

Bestaat God en zo ja kunnen we dan aantonen? Telkens zijn deze vragen op de een of andere wijze gesteld. Dat geldt niet alleen nu. Eeuwen vóór Chr. verwoordde de psalmist van Psalm 14 reeds de gedachte dat God niet bestaat. Overigens met de niet onbelangrijke inlei­dende mededeling daarop dat dit het geloof van een dwaas betreft. Het is wel zeker dat de psalmist vooral dacht aan wat praktisch atheïsme wordt genoemd, dat wil zeggen dat hij dwaas is die niet rekent met de realiteit van Gods bestaan. Als dit al voor praktisch atheïsme geldt, is het niet minder waar voor atheïsme dat ook theoretisch het bestaan van God ontkent.

Anselmus van Canterbury (ca. 1033-1109), door een onbekende schilder. Bron: Wikipedia.

In de Middeleeuwen schreef Anselmus van Canterbury een heel traktaat om de te laten zien dat het van dwaasheid getuigt niet te geloven dat God bestaat. Dit traktaat is opgesteld in de vorm van een gebed en kreeg daarom de naam Proslogion, dat wil zeggen toespraak, namelijk tot God. De belangrijkste blijk dat wij echt in Gods bestaan geloven, is toch dat wij Hem zoeken en in gebed met Hem spreken. De eerste vijf hoofdstukken van het Proslogion gaan op het bestaan van God in, terwijl in de daarop­volgende hoofdstukken over Gods eigen­schap­pen wordt gesproken.

De door Anselmus ontvouwde gedachten blijken van verrassende actualiteit te zijn. Ik zal weer­­geven wat Anselmus zegt. Daarbij is mijn weergave voor een deel ook een stuk aan­vul­lende interpretatie. Anselmus zegt dat ieder mens in zijn geest een concept van God heeft. God is dat wezen boven wie niets hogers kan worden gedacht. Het feit dat ieder mens zo’n concept van God in zijn geest heeft, is het gevolg van het feit dat de mens naar Gods beeld is geschapen.

Nu is dat beeld van God door de zondeval geschonden. Zo komt het dat het mogelijk is dat de mens niet de juiste gevolgen verbindt aan het concept van God dat hij in zijn geest heeft en wel dat God echt bestaat. God – en nu gebruik ik een omschrijving in de lijn van Anselmus – is dat almachtig, rechtvaardige en liefdevolle Wezen Die ons schiep en van Wie wij en heel de werkelijkheid afhankelijk zijn en voor Wiens rechterstoel wij eenmaal worden gedaagd.

Van allerlei zaken en zelfs van mensen zou ik ten onrechte kunnen denken dat zij bestaan. Iemand zou mij iets over een bepaalde persoon kunnen vertellen en ik zou de indruk kunnen hebben dat het om een werkelijk bestaand mens gaat, terwijl later blijkt dat dit niet het geval is. Omgekeerd zou ik van mening kunnen zijn dat de persoon over wie iets wordt verteld, niet bestaat terwijl dat toch wel het geval is. Zeker is dat het mogelijk is zich het bestaan van een mens in te denken en dat later blijkt dat deze mens niet bestaat of weliswaar bestaan heeft, maar inmiddels niet meer bestaat, althans niet hier op aarde.

Het is mogelijk je in te denken dat heel de wereld niet bestaat. Dat is trouwens het geval geweest. Onze wereld heeft een begin in de tijd. Zij is Gods schepping. God Zelf heeft echter geen begin noch einde. Hij is van eeuwigheid en tot eeuwigheid en gaat zelfs de tijd te boven. Wie met een verlicht verstand aan God mag denken, kan Hem niet anders denken dan als een God Die bestaat; een bestaan dat zelfs veel dieper en wezenlijker is dan van welk schepsel ook.

Mensen kunnen bepaalde dingen niet zien of niet willen zien door altijd een bepaalde kant op te kijken. Iemand die altijd naar beneden kijkt, ziet de zon niet. Het is denkbaar dat iemand dan zover komt dat hij het bestaan van de zon ontkent. Dan hebben we wel met een dwaas te maken. Het bestaan van de zon hangt namelijk niet af van het ongeloof van iemand die er niet naar kijkt, zoals het evenmin afhangt van het geloof van iemand die dat wel doet.

Wie gelooft dat de zon bestaat, gelooft overigens wel de waarheid. Nu is de zon slechts een schepsel, terwijl God de Schepper is. Wie God niet zoekt door geestelijk omhoog te kijken met het licht van Gods Woord, zal Hem niet zien of als hij dan al een god ziet, is het niet de levende God maar een afgod en dan ziet hij een god die niet bestaat. Een god die niet bestaat, is de bijbelse definitie van een afgod. Goden die niet bestaan zijn er vele. Van de levende God is er maar één. Hij bestaat en daarin is Hij onder de goden volstrekt uniek.

Het is mogelijk dat een christen die met deze God een waarachtige band heeft, wordt over­vallen door twijfel aan Zijn bestaan. Dan legt hij deze twijfel in zijn dagelijks gebed aan God voor en vraagt Hij Hem ervan verlost te mogen worden. Terwijl iemand die werke­lijk een band heeft met de levende God, soms kan vrezen dat God niet bestaat, is het zonder een band aan deze God mogelijk dat je Zijn bestaan ontkent of op zijn minst vurig hoopt dat Hij niet bestaat. Echter, het is veel dwazer Gods bestaan te loochenen dat het bestaan van welk onder­deel van de schepping ook en eventueel zelfs van de gehele schepping.

In ieder geval kunnen we niet alleen weten dat de schepping niet altijd heeft bestaan, maar ook dat ze niet altijd zal blijven bestaan. Hier op aarde is het – hoezeer het ook van dwaasheid getuigt – mogelijk het bestaan van God te ontkennen dan wel er niet mee te rekenen. Eenmaal zal dat anders zijn. Dat is als wij aan het einde van onze aardse loopbaan zijn gekomen. De dichter van Psalm 73 zei dat het hem goed was nabij God te zijn. Hij mocht weten dat God hem aan het einde van zijn leven hier op aarde zou opnemen in Zijn heerlijkheid. Daartegenover wist hij: God roeit hen uit die afhoereren en Hem de trotse nek toekeren.

Ik kom nog een keer terug op Anselmus. Wanneer Anselmus over wijsheid en dwaasheid spreekt is voor hem terecht de Schrift als openbaring van de diepste wijsheid en uiteindelijke waarheid de norm voor wat dwaas en wijs is. Dan leidt het geen twijfel dat in het licht van deze norm ongeloof in Gods bestaan dwaasheid is.

Wie werkelijk begrijpt dat God dat Wezen is dat niet alleen hem maar heel de werkelijkheid schiep en in standhoudt kan nog gemak­kelijker het bestaan van zijn ouders ontkennen – hoewel ook dat niet van wijsheid zou getuigen – dan van God. Anselmus laat in het vervolg van het Proslogion onder andere zien dat niet alleen het bestaan van God in de diepste zin van het woord redelijk is, maar ook Gods rechtvaardigheid. Als God rechtvaardig is, is het heel redelijk om te doorzien en te begrijpen dat Hij zondaren straft en dat zelfs met eeuwige straffen.

Er is één ding waarin wij God die Diegene is boven Wie wij niets hogers kunnen denken, nog hoger is dan wij kunnen denken, namelijk dat Hij zondaren die de eeuwige rampzaligheid verdiend hebben genade bewijst. Daarvoor is – zo zegt Anselmus en ik zeg het hem na – geen redelijke verklaring voor te geven. God was en is dit niet verplicht en toch doet Hij het.

Wie van deze werkelijkheid mag weten, kan al helemaal niet aan het bestaan van God twijfelen, maar alleen maar verwonderd zijn dat deze God en geen andere god bestaat. Die God Die Zijn Zoon Jezus Christus naar deze wereld zond. God Die mens werd en ook daarover schreef trouwens de genoemde Anselmus een boek dat de moeite van het lezen nog altijd waard is, namelijk Waarom God mens werd. Wie mag zingen ‘God en mense Jezus Christus, Die aan­vaard heeft onze staat’, kan niet alleen aan Gods bestaan niet twijfelen, maar heeft de enige, waarachtige en levende God ook lief.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.